Is het inkuilen van voederbieten lonend?

Joris Buijs, melkveehouder in Etten-Leur en één van de deelnemers aan koeien en kansen, heeft de afgelopen jaren veel tijd gestoken in het telen van eigen krachtvoer en het beheren van natuurgrond. Terugkijkend op deze periode vraagt hij zich of het wel loont om eigen krachtvoer te verbouwen en aan natuurbeheer te doen.
In 2020 kocht Buijs 15 ton eiwitrijk krachtvoer, de rest van de eiwitbehoefte vulde hij in met de eigen teelt van krachtvoer en bijproducten. Naast gras en maïs bestond het bouwplan uit MKS, voederbieten en een combinatieteelt van veldbonen en tarwe. Buijs streeft ernaar steeds minder eiwitrijk voer bij te kopen, maar verwacht dat de eiwitarme kuilen van dit jaar dat streven in de weg staan.
Verse voederbieten
De afgelopen jaren kuilde Buijs de voederbieten die hij niet vers kon voeren in. In 2019 mengde hij de voederbieten met MKS. Het grote aandeel voederbieten in de kuil zorgde echter voor verzuring van de MKS, waardoor de koeien het minder goed opnamen. In 2020 en 2021 koos Buijs ervoor de bieten te mengen met sojahullen. Voor 2022 overweegt hij het areaal terug te brengen tot de hoeveelheid die hij vers kan voeren. Het positieve effect van bieten op de melkproductie en de gehaltes komt namelijk minder tot uitdrukking bij ingekuilde bieten dan bij verse bieten. En daar komt bij dat het reinigen en versnipperen van de voederbieten veel arbeid vraagt in korte tijd.
Een andere overweging is de emissiefactor van methaan van voederbieten. Voederbieten hebben een emissiefactor van 25, terwijl MKS ‘slechts’ een emissiefactor heeft van 20,51. Het vervangen van de ingekuilde voederbieten door MKS of eventueel tarwe en veldbonen bespaart niet alleen arbeid, maar zorgt ook voor het terugdringen van de methaanemissie via het voerspoor. Ook één van de doelen van Koeien en Kansen.
Natuur
Naast de teelt van eigen krachtvoer heeft Buijs de afgelopen jaren een redelijk areaal natuurgrond in gebruilk genomen. In 2021 teelde hij 16,41 hectare gras en 3,21 hectare gerst op natuurgrond. En hoewel de pacht voor deze gronden laag is, vraagt Buijs zich af of de extra arbeid en geldende beperkingen opwegen tegen de lagere kosten. Zijn vader besteedde de afgelopen jaren 4 uur per week aan het handmatig verwijderen van met name Jacobskruiskruid en Ridderzuring. „En de onkruiddruk neemt alleen maar toe”, aldus Buijs. „Wanneer je deze onkruiden niet verwijdert, komen ze via het voer en de mest op alle percelen terecht.”
Naast de onkruiddruk constateert Buijs ook dat drachtige vaarzen, die enige tijd op het natuurland zijn geweid in de eerste lactatie een lagere lactatiewaarde scoren dan de vaarzen die niet op natuurgrond hebben gelopen. Hij wijdt dit aan de voedingsarme toestand van de bodem. Voor Buijs blijft dan ook de vraag open staan of de problemen die zich voordoen op natuurgrond wel opwegen tegen de lagere pacht.
„Zowel bij het telen van eigen krachtvoeders als bij de extra inspanningen voor bijvoorbeeld natuurgrond, moet je kritisch blijven en jezelf de vraag stellen: wat levert het mij op en wat moet ik ervoor doen? Meestal kijken we vooral naar het eerste en te weinig naar het tweede”, blikt Buijs terug op de afgelopen jaren.

Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Agrio
Bron: Koeien&Kansen