Vergroening landbouw verdeelt Europarlement
Een belangrijk punt van de hervormingsplannen die Eurocommissaris Ciolos vorig jaar voorstelde was de vergroening van de landbouw. Om de Europese basissubsidie te blijven ontvangen moeten bedrijven met tenminste 3 ha bouwland aan drie voorwaarden voldoen:
- Grasland moet ‘blijvend’ zijn. Dat wil zeggen: het moet voor tenminste vijf jaar blijven bestaan en gedurende die tijd niet worden opgenomen in gewasrotatie.
- Landbouwers met meer dan 3 ha grond, niet zijnde grasland, moeten daarop minstens drie verschillende gewassen telen.
- Minstens 7 procent van de oppervlakte van het bedrijf, exclusief grasland, moet uit ecologische focusgebieden bestaan. Dit zijn onder meer perceelranden, heggen, bomen en braakliggend land.
Twee richtingen
Veel parlementsleden willen hier zaken aan veranderen. Daarbij zijn er grofweg twee richtingen te bespeuren. Een gedeelte wil de hoofdgedachte, het verplichte karakter, behouden, maar wil de voorwaarden veranderen. De Portugees Luis Manuel Capoulas Santos, lid van de Europese Sociaal-Democraten, vindt bijvoorbeeld dat de eisen teveel rompslomp meebrengen voor kleine boeren en stelt voor dat enkel bedrijven van meer dan twintig hectare aan deze verplichtingen moeten voldoen. “Als de verplichtingen niet voor elk land hetzelfde zijn”, stelt hij, “dan kan je niet van een gemeenschappelijk beleid spreken.”
Menustructuur
Aan de andere kant staan parlementariërs die van de hele verplichting afwillen en een menustructuur voorstellen. Elk land mag dan uit het menu kiezen welke zaken het voor zijn boeren verplicht stelt. Esther de Lange, die voor het CDA in de landbouwcommissie van het Europarlement zit, is hier een voorstander van. “Capoulas Santos heeft wel leuke voorstellen”, schampert zij, “maar die preekt ook voor eigen parochie. In Portugal zijn er nauwelijks bedrijven te vinden die groter dan twintig hectare zijn – met zijn voorstel zijn het dus vooral boeren uit andere landen die op kosten worden gedreven.” De Lange is ook voorstander van vergroening van de landbouw, maar meent dat dit kostenneutraal zou moeten gebeuren. “Het plaatsen van windmolens is bijvoorbeeld ook een uitstekende vergroeningsmaatregel”, stelt zij, “maar dan een waar een boer geld aan kan verdienen.”
Scheidslijnen
De scheidslijnen tussen beide kampen zijn door landsgrenzen en partijlijnen bepaald. De zuidelijke landen zijn voor het idee van Capoulas Santos, en ook de groene partijen zijn voorstander van een verplicht karakter. Het is nog onduidelijk welk kamp gelijk zal krijgen, maar er lijkt zich een lichte meerderheid voor de menustructuur af te tekenen. Maar zeker is dat niet. “Het is toch een uitruil van ideeën”, meent De Lange. “Een andere strijd die zich afspeelt is de herverdeling van directe subsidies. De oude lidstaten krijgen veel meer subsidie dan de nieuwe, en vooral boeren in de Baltische staten krijgen weinig geld. Als die staten en de voorstanders van verplichte vergroening elkaar vinden, kan dat de Nederlandse boer nog flink geld gaan kosten.”