Waarom sojaschroot populair blijft ook als de prijs omhoog gaat
Veel melkveerantsoenen hebben aanvullend eiwit uit krachtvoer nodig. Zeker als er snijmaïs wordt gevoerd. Snijmaïs bevat rond de 7 tot 8 procent ruw eiwit. Grofweg staat tegenover elke kilo droge stof snijmaís in het rantsoen een kilo eiwitrijk krachtvoer van minimaal 30 procent ruw eiwit. Melkkoeien hebben toch zeker zo’n 15 tot 16 procent ruw eiwit in het totale rantsoen nodig. De voeropname is daarbij leidend. Het gaat uiteindelijk om de totale hoeveelheid eiwit die de koe opneemt. Dus hoe hoger de voeropname, hoe lager het aandeel ruw eiwit per kilo droge stof.
Hipro en lowpro sojaschroot
Sojaschroot is de belangrijkste eiwitbron. Er is verschil in ruw eiwit als het gaat om de herkomst en de verwerking van de soja. Noord-Amerikaans soja bevat vaak minder eiwit dan de Zuid-Amerikaanse. Daarnaast wordt bij de het ene proces meer hullen toegevoegd dan de andere. De hullen worden bij verwerken van de soja eerst om de boon verwijderd en later weer aan de schroot toevoegd. Als er relatief veel hullen zijn toegevoegd spreekt men over ‘lowpro’ en als er weinig tot geen hullen zijn toegevoegd heet het ‘hipro’. Lowpro sojaschroot bevat 42 tot 44 procent ruw eiwit per kilo droge stof. Hipro sojaschroot bevat rond de 47 tot 50 procent ruw eiwit. De hipro variant wordt meestal ingezet in varkens en kippenvoer, omdat die de ruwe celstof minder goed kunnen verteren. Koeien kunnen dit wel prima verteren. Bij melkvee wordt daarom meestal de goedkopere lowpro gebruikt, maar soms ook wel de hipro variant.
Ook hoge voederwaarde
Sojaschroot is dus een erg geconcentreerd eiwitproduct. Ter vergelijking; raapschroot bevat 33 tot 38 procent ruw eiwit. Dus minimaal 10 procent lager dan sojaschroot. Dit betekent dat alleen al op basis van ruw eiwit een kwart meer raapschroot gevoerd moet worden. En dan te bedenken dat sojaschroot ruim 1.000 VEM bevat en raapschroot slechts rond de 880 VEM. Andere producten die in de buurt komen zijn tarwegistconcentraat (+- 35 procent ruw eiwit) en lupinen (31 -36 procent ruw eiwit) en raapzaadschilfers (31 procent ruw eiwit).
Darm verteerbaar eiwit
Maar het hoge ruw eiwit is niet het enige. Voor melkvee is nog belangrijker hoeveel darm verteerbaar eiwit (DVE) een voedermiddel heeft. Dit is het eiwit wat een melkkoe het efficiëntst kan gebruiken voor melk en melkeiwit. Ook wat DVE betreft staat sojaschroot op eenzame hoogte. Onbehandelde sojaschroot bevat 220 tot 240 gram DVE per kilo droge stof. Daarnaast is er nog de behandelde variant (vaak met formaldehyde), waarbij het eiwit nog meer in de darm verteert in plaats van de pens, welke rond de 380 gram DVE bevat. Standaard raapzaadschroot bevat ‘slechts’ 130-140 gram DVE per kilo droge stof. De behandelde variant heeft ongeveer 260 gram DVE. Dit is vergelijkbaar met standaard sojaschroot, maar daarmee nog altijd ruim 100 VEM per kilo droge stof lager.
Aminozuren
Een derde reden dat sojaschroot erg gewaardeerd wordt, is het aminozurenpatroon. Eiwit wordt gevormd door aminozuren. Kwalitatief hoog eiwit bevat een evenwichtig aminozurenpatroon. Methionine en lysine zijn de eerst limiterende (beperkende) aminozuren voor melkproductie. Er zijn meerdere grondstoffen met een hoog aandeel methionine. Sojaschroot bevat vooral veel lysine.
Grens
Is sojaschroot dan onvervangbaar? Tot op zekere hoogte wel. Alternatieve eiwitbronnen kunnen sojaschroot (deels) vervangen. Daarbij moet er wel rekening mee gehouden worden dat er bijna altijd meer product nodig is om een vergelijkbaar effect te krijgen. Sojaschroot mag een stuk duurder zijn dan deze grondstoffen. Prijstechnisch blijkt het daarom vaak toch niet zo aantrekkelijk. Toch is er een grens. Daarbij moet er niet alleen gekeken worden naar het aandeel eiwit, maar ook naar de andere kenmerken van de grondstoffen. Sojaschroot levert ook een flinke hoeveelheid energie in de vorm van makkelijk verteerbare koolhydraten. Daar dient bij het alternatief ook rekening mee gehouden worden. Daarom is het belangrijk om het totale rantsoen te bekijken en wat alle rantsoenkenmerken zijn. Een rantsoenberekeningsprogramma is daarbij eigenlijk onmisbaar om goed inzicht te geven.