Meer draagkracht met diploïde grasrassen
Dit blijkt uit een proef binnen van Wageningen UR binnen het project Ruwvoer, Bodem en Landbouw.
De rassenproef werd gedaan op een perceel die in 2017 is aangelegd. Bij het onderzoek werd de draagkracht op twee manieren gemeten. Bij de eerste meting werd de indringingsweerstand van de bovenste 5 centimeter bepaald met een petentrometer. De tweede meting werd gedaan met een vallend gewicht. Hiermee bootsten de onderzoekers een koeienpoot na en daarmee de maat voor insporing.
Mogelijk verschil in beworteling
Zowel uit de indringingsweerstand als de insporing blijkt dat diploïde rassen een betere draagkracht van de zode geven. Deze verschillen werden niet veroorzaakt door de dichtheid van de zode. De dichtheid van de zode is namelijk ook gemeten, maar daaruit kamen geen significante verschillen. Volgens de onderzoekers komt de hogere draagkracht bij diploïod mogelijk door een verschil in beworteling of structuur, vergeleken met tetraploïd.
Geen verschil in bloeidtijd
De onderzoekers namen verder geen verschil in vochtpercentage binnen het perceel waar. Ook was er geen verschil tussen middentijdse en laat doorschietende grasrassen of tussen rassen onderling.