Nestbescherming open boerenlandvogels biedt weinig zekerheid
In 2012 brachten nog 60 procent van de beschermde nesten van boerenlandvogels, waaronder de grutto en de kievit, minstens één jong voort. Bij erf- en struweelvogels ligt dit percentage al vanaf 2000 rond de tachtig procent.
Het CBS heeft in een analyse voor twaalf verschillende soorten boerenlandvogels het nestsucces van de afgelopen twintig jaar in beeld gebracht. Het nestsucces bedraagt 100 procent wanneer ieder nest minimaal één jong voortbrengt. De analyse richt zich op zes soorten open boerenlandvogels, zijnde: de grutto, kievit, scholekster, slobeend, tureluur en wulp. En zes soorten erf- en struweelvogels zijnde: de boerenzwaluw, spotvogel, ringmus, spreeuw, steenuil en torenvalk. Het nestsucces van de open boerenlandvogels is uitsluitend gemeten bij nesten die daadwerkelijk beschermd worden tegen maaien, mesten en beweiden. Over onbeschermde nesten is onvoldoende informatie beschikbaar is, om deze mee te nemen in de analyse.
Oorzaak
Het CBS noemt relatief grotere predatieverliezen, verstoringen en weersomstandigheden oorzaken van het dalende nestsucces. Ook vertrapping door vee en werkzaamheden als mesten en maaien zorgen, ondanks de daarop gerichte nestbescherming, voor minder nestsucces onder grondbroeders. Bij erf- en struweelvogels spelen werkzaamheden op het land geen of een veel kleinere rol en kunnen grondpredatoren niet of minder makkelijk bij de nesten komen.
Beschermd
Ruim een kwart van de nesten van grondbroeders wordt door middel van agrarisch natuurbeheer beschermd tegen maaien, mesten en beweiden. Agrarisch natuurbeheer vindt op ongeveer vijf procent van het landbouwareaal plaats. De nesten van scholeksters en kieviten genieten de meeste bescherming, bijna 30 procent van de nesten van deze vogels is beschermd. Van de grutto en tureluur is dit respectievelijk 28 en 26 procent.