Tevreden over driewegkruising
„We hadden geen problemen met de Holsteins”, benadrukt Jacob Jan Kramer. „We hadden een vervangingspercentage van 25 procent, maar dat moet nog verder omlaag. We insemineren 40 procent van de koeien met Belgische Blauwe stieren”, verklaart de veehouder de ‘sprong in het diepe’. De oudste kruislingen zijn inmiddels derdekalfs en functioneren naar volle tevredenheid. De 24 Peterslund-dochters realiseren een gemiddelde lactatiewaarde van 109, bij een tussenkalftijd van 374 dagen en een celgetal van 53.
„De koeien beginnen voorzichtig en dan twijfel je nog wel eens aan de productie, maar een week of drie, vier na het afkalven, zijn ze er helemaal”, aldus de veehouder. „Met de langzamere opstart beschermen ze zichzelf. Ze kalven gemakkelijk af en zijn ook vlot weer tochtig. Daarmee schonen ze zichzelf op, zodat we er ook geen witvuilers bij hebben. Als ze worden geïnsemineerd, worden ze ook gemakkelijk weer drachtig.”
Montbéliarde overwogen
Kramer roemt ook de uiergezondheid. „Het celgetal is aanmerkelijk lager, maar de koeien zijn wel iets taaier. De uiers melken helemaal weg.” De veehouder twijfelt echter nog aan de driewegkruising. „Wij hebben de Brown Swiss-stier Junker gebruikt en die geeft nogal scherpe kalveren. We melken er inmiddels drie. Inmiddels gebruiken we Emerog, een Brown Swiss-stier met een zeer hoogproductieve moeder.”
Vader en zoon Kramer hebben ook overwogen om in plaats van Brown Swiss Montbéliarde te gebruiken. „Fleckvieh zien we niet zitten. Met20.000 litermelk per hectare zijn we een intensief bedrijf en daarom willen we eigenlijk geen dubbeldoelras, we moeten liters houden.”
De veehouder gebruikt vooral CRV-sperma en af en toe sperma van andere organisaties. „Bij afname van 300 rietjes krijg je 30 procent korting, dan ga je niet zo gauw shoppen.” Dat het kruisen tot meerdere kleuren in de stal leidt, vindt Kramer niet erg. „De kleur van de bankrekening is belangrijker dan de kleur van de koe.”
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Susan Rexwinkel