‘Vroege grondbewerking brengt bodem eerder op gang'
Op het melkveebedrijf van de broers Roger en Jeroen Brosens uit Wouwse Plantage (NB) wordt dit jaar drie verschillende bewerkingsmethoden vergeleken om het vanggewas te verkleinen. Bij twee methoden is het rietzwenkgras op 3 maart eerst met glyfosaat doodgespoten. Het verschil is dat bij de ene methode op 8 maart is bewerkt met een schijveneg, terwijl bij de andere methode na drie weken, op 31 maart is bewerkt. Bij de derde methode is niet gespoten, maar twee keer verkleint met een schijveneg, op 3 en 31 maart.
Tussentijdse resultaten
Met de proef wordt inzicht verkregen welke bewerking zorgt voor een optimale vertering en daarmee stikstofnalevering van het vanggewas. Daarbij worden ook van de diverse bewerkingen de tijdsbesteding, het brandstof- en middelengebruik in kaart gebracht.
Uit tussentijdse resultaten blijkt dat de minerale stikstofvoorraad in de bodem in de eerste 30 centimeter het hoogst is op de twee keer mechanisch bewerkte stroken (gemiddeld 26 kilo per hectare op 25 maart). De combinatie met glyfosaat en vroeg bewerken met schijveneg leverde op 21 kilo stikstof per hectare op. De stroken die later werd bewerkt leverden 15 kilo stikstof. Volgens de onderzoekers van het project komt het resultaat overeen met de gedachte dat een bewerking de grond ‘aan het werk zet’.
Wortelactitiviteit
Wat opvalt is dat de wortels van het gewas die behandeld waren met glyfosaat niet meer actief waren. Dit in tegenstelling met de stroken die allen mechanisch behandeld zijn.
Het hele perceel wordt niet geploegd maar niet-kerend bewerkt voordat de maïs gezaaid wordt. De verschillende aanpakken worden tijdens en na het groeiseizoen steeds gemonitord. Ook zal er gekeken wat het effect is op onkruiden en eventuele hergroei van het vanggewas.