Steeds meer vaarzen brengen dood kalf
De afdeling dierevaluatie (Animal Evaluation Unit, AEU, het voormalige NRS) van CRV beschikt sinds de afschaffing van het kaartjessysteem over een schat aan gegevens over het geboorteverloop. Tot 2007 ontvingen veehouders bij de geboorte van een nakomeling van een proefstier een kaartje waarop ze het geboorteverloop konden aangeven. Proefstieren werden vooral gebruikt op tweedekalfs koeien en in totaal werden zo’n honderd gegevens per proefstier verzameld.
Tegenwoordig kunnen boeren het geboorteverloop van elk geboren kalf telefonisch (via voice response) of op internet (via CRV’s Veemanager) registreren. Het aantal gegevens waarover de AEU beschikt, is daarmee enorm toegenomen. Vooral het geboorteverloop bij vaarzen komt nu goed in beeld.
Lichte verbetering merkbaar
De Arnhemse cijferaars hebben die data eens onder de loep genomen. Uit deze trendanalyse kwam naar voren dat het percentage levend geboren Holsteinkalveren uit vaarzen-afkalvingen, wat halverwege de jaren negentig voor zowel zwart- als roodbont nog 88 à 89 procent bedroeg, flink is teruggelopen.
Bij roodbont is het teruggezakt naar krap 86 procent, bij zwartbont naar onder de 84 procent. Oftewel: het aantal vaarzen dat een dood kalf brengt, is ruwweg opgelopen van één op de acht naar één op de zes, met het zwaartepunt bij de zwartbonte vaarzen.
Uit de analyse blijkt overigens dat er in de populatie koeien niets aan de hand is. Er is zelfs een lichte verbetering te zien. Het percentage levend geboren kalveren stijgt van 94 procent halverwege de jaren negentig naar 95 procent nu.
Veranderingen doorgevoerd
Een en ander werd onlangs bekend gemaakt in een persbijeenkomst waarin een aantal veranderingen werd toegelicht die zijn doorgevoerd in de fokwaardeschatting, met het oog op de indexdraai van april. Het GES (stichting Genetische Evaluatie Stieren) heeft nieuwe modellen en parameters ontwikkeld voor de kenmerken geboorteverloop, levensvatbaarheid en vruchtbaarheid. Het kenmerk robuustheid is bij buitenlandse stieren verdwenen.
Omdat het GES minder moeilijke geboorten bij vaarzen als fokdoel heeft gesteld, worden de fokwaarden bij vaarzen gepubliceerd. Het voordeel is dat pinkenstieren kunnen worden aangewezen op basis van vaarzenafkalvingen en niet op basis van oudere koeien, geeft het GES aan. Tabel 1 geeft de toppers en floppers op basis van het nieuw gemodelleerde kenmerk geboorteverloop.
Het blijkt dat de uiterst invloedrijke stier O Man met een fokwaarde van 115 extreem lichte kalfjes geeft. Een trend die is terug te zien bij zonen als Cricket, Maniac, Climax en Shogun. Een andere invloedrijke Amerikaanse stier is Bolton, die juist zware kalveren geeft, evenals de Canadezen Lheros en Pagewire.
Toppers voor afkalfgemak
Tabel 2 geeft de toppers en floppers aan voor afkalfgemak. Net als in tabel 1 is ook hier een O Man-zoon bij de toppers te vinden. Met Southland Altaomande blijkt O Man ook voor koeien te zorgen, die zelf gemakkelijk afkalven. Ook Jocko Besne bewijst via zijn zonen Jardin, Janos en Rocko garant te staan voor gemakkelijk afkalvende dochters.
Een opvallende stier aan de onderkant is de invloedrijke Canadees Maughlin Storm. Een wellicht nog opvallender stier is de roodbonte Kian, die op zwartbontbasis tot een fokwaarde van slechts 90 voor afkalfgemak komt. Zijn dochters zorgen dus vaak voor moeilijke geboortes, een eigenschap die ook is terug te vinden bij zijn populaire zoon Delta Fidelity.
Een op de drie kalveren dood
Het voordeel van het nieuwe fokwaardenmodel voor geboorteverloop, komt ook tot uiting bij het schatten van de fokwaarde levensvatbaarheid. Namelijk dat naast de levensvatbaarheid bij afkalvingen van oudere koeien, ook de levensvatbaarheid bij vaarzenkalvingen wordt meegenomen. Zoals gezegd blijkt uit de trendanalyse van de AEU dat bij vaarzenkalvingen één op de zes kalveren binnen 24 uur na de geboorte dood is. Bij sommige stieren zelfs is opgelopen tot één op de drie.
Tabel 3 toont stieren die goed of juist slecht scoren voor directe levensvatbaarheid. Het blijkt dat Laurenzo de meest vitale kalfjes van alle stieren geeft. En ook extreme pinkenstier Lowlands Fabian (zie tabel 1) doet het uitstekend. De invloedrijke Lord Lily blijkt voor relatief veel doodgeboortes te zorgen, evenals de Franse stieren Jocko en Jesther.
Dat komt tot uiting bij zonen als Peinzer Boy (Jesther) en Jardin, Paramount en Rocko (Jocko). Waar er relatief veel Rocko-kalfjes doodgaan bij de geboorte, zorgen ze, als ze al het leven houden, twee jaar later wel voor vitale nakomelingen, blijkt uit tabel 4.
Waar al eerder bleek dat Jocko-dochters gemakkelijk afkalven (tabel 2), blijkt dat de daarbij geboren kalveren tevens goed levensvatbaar zijn. Een eigenschap die de stier ook doorgeeft aan zijn zonen Janos, Jonk, Jonkheer, Jardin, Rocko en Salvation. Kian stond bekend als een stier met moeilijk kalvende dochters.
Uit tabel 4 blijkt dat deze dochters daarbij ook voor relatief veel dode kalveren zorgen. Andere opvallende stieren in dit rijtje zijn Canvas, Lucky Mike, Orcival en Fortune, terwijl de Franse Randalia het met een fokwaarde van 77 helemaal bont maakt.
Nieuw vruchtbaarheidskenmerk
Het GES voerde ook een verandering door op het gebied van vruchtbaarheid. Zo introduceerde ze het nieuwe kenmerk ‘interval eerste inseminatie tot laatste inseminatie’, dit in het kader van de internationale harmonisatie. Het geldt voorlopig als een testkenmerk en gaat in de toekomst mogelijk deel uitmaken van de vruchtbaarheidsindex.
Tabel 5 toont de toppers en floppers voor het nieuwe kenmerk. Koplopers blijken KI Kampen-stier Pole-Position en KI Samen-stier Rembrandt, wat betekent dat er bij hun dochters relatief weinig dagen zitten tussen de eerste en de laatste inseminatie, welke leidt tot een afkalving. Met andere woorden, ze hebben weinig inseminaties nodig om drachtig te worden.
De slechtste stier op dit kenmerk blijkt Addison-zoon Loe Martin. Waar Addison het slecht doet, doet Labelle het juist goed, zo blijkt uit de fokwaarden van Labelle-zoon Merdrignac en de kleinzonen Arnold en Spencer. Hetzelfde beeld komt tot uiting in tabel 6, welke de fokwaarden voor non-return-percentage na 56 dagen toont. Oftewel of een koe binnen 56 dagen na een inseminatie al dan niet opnieuw wordt aangeboden voor inseminatie.
Etazon Labelle zelf was een topper, zijn dochters waren doorgaans na één inseminatie drachtig. Een eigenschap die hij doorgaf aan zonen als Merdrignac, Aduard en Lightning en via Lightning aan kleinzonen als Spencer, Lucrative en Balaton. Ook Lord Bailey is via zijn moeder een kleinzoon van Labelle.
Labelle vsersus Addison
Tabel 7 geeft het kenmerk ‘interval afkalven tot eerste inseminatie’ weer. Het blijkt dat de dochters van de populaire O Man-zoon Cricket na het afkalven het snelst weer cyclisch zijn en worden aangeboden voor inseminatie. Ook in deze tabel is de invloed van Labelle merkbaar.
De dochters van kleinzoon Arnold (via Lightning) worden relatief snel aangeboden, maar de Lightning-zonen Lucrative en Superman doen het duidelijk minder goed. Ganvo Aduard, een topper voor non-return-percentage (tabel 6), blijkt een flopper voor interval afkalven tot eerste inseminatie. Oftewel, ze worden laat en wellicht moeilijk cyclisch, maar als ze eenmaal worden geïnsemineerd, zijn ze wel snel drachtig.
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Ingrid Zieverink