Topproductie schoon en diervriendelijk
Het erf van het grote melkveebedrijf van de gebroeders Van Emst ziet er opvallend netjes uit en ook de binnenkant van de stal biedt dezelfde opgeruimde aanblik. „Er komen hier veel consumenten op het bedrijf”, legt Jacob van Emst uit. Hij is samen met zijn broer Jan verantwoordelijk voor het melkvee, terwijl zus Jenny samen met echtgenoot Anne Vogel de kaasmakerij aan de overkant van de weg bestiert.
„Het is niet zo dat wij melk produceren en de consument dat maar moet nemen. Nee, wij mógen hoogwaardig voedsel voor de consument produceren”, benadrukt Jacob van Emst. „Als je bij een patatkraam komt en het is er een smeerboel, zoek je ook een andere.”
Ondernemersbloed
Met de ruim tweehonderd koeien waarmee jaarlijks 2,3 miljoen kg melkquotum wordt volgemolken en waarvan 70 procent door de familie zelf wordt verzuiveld, bouwde het gezin Van Emst een omvangrijk bedrijf op. „Mijn ouders zijn in 1962 vanuit het Gelderse Hattem hier in Tijnje neergestreken, omdat ze daar geen boer konden worden en er hier wel mogelijkheden waren. Ze zijn hier met zestien koeien en8 hectaregrond begonnen”, vertelt Van Emst, die het ondernemersbloed niet van een vreemde blijkt te hebben.
„Toen de koeien in de zomer naar buiten gingen, kwamen er varkens in de stal. Die waren klaar om afgeleverd te worden, zodra de koeien in het najaar weer op stal kwamen.” Van Emst bouwde in 1968 de eerste varkensschuur en kon in de jaren ’70 in het kader van de ruilverkaveling45 hectareland aan de andere kant van de weg krijgen. „De koeien moesten daarbij wel over de weg, dus werd er besloten een stal op het nieuwe land te bouwen”, zegt Van Emst.
De oude gebouwen aan de kant waar nu de kaasmakerij is, werden omgebouwd tot varkensschuur, zodat de varkenstak in de jaren ’80 kon uitgroeien tot een omvang van duizend dieren. De melkveestal was gemaakt voor 105 koeien, maar die waren er nog niet toen in 1984 de melkquotering werd ingesteld. „Om toch te kunnen groeien, besloten we zelf yoghurt te maken. Zure zuivelproducten als yoghurt, vla en karnemelk waren namelijk vrijgesteld van het quotum. Zo is het balletje gaan rollen midden jaren tachtig.”
Kaasboerderij
„In 1993 maakten we200.000 literzure zuivel in het oude tanklokaal. We besloten de zeugentak af te stoten, waarbij het vrijkomende hok ons zuivellokaal werd. In 1994 besloten we ook kaas te gaan maken”, aldus Jacob van Emst, wiens zus de kaasproductie enkele jaren later overnam.
„Anne was melkboer en hij en Jenny waren de eerste jaren aan het pionieren. Kaas maken was één, kaas verkopen was twee. Vrij kort na de mond- en klauwzeercrisis gingen de varkens dan ook weg, de combinatie van varkens en kaas met huisverkoop ging niet goed.”
Vanaf 1997 zijn Anne en Jenny Vogel verantwoordelijk voor de zuiveltak van Kaasboerderij De Gelder -de naam naar aanleiding van de afkomst van haar ouders- terwijl Jacob en Jan van Emst de melkveetak voor hun rekening nemen. „Jan is meer van de mechanisatie en ik houd me meer bezig met de koeien”, stelt Jacob van Emst. Toch is de verwevenheid groot. „Alles wat hier in de stal gebeurt, is van invloed op de kaas.”
Coli-mastitis
In 1997 werd de stal verlengd en kwam er een nieuwe driehoek melkstal. „Destijds waren wij van mening dat kaas maken en robotmelken niet samen ging. Het voordeel van een melkstal was dat je alle koeien door de handen kreeg. Als we na het melken merkten dat een koe uierontsteking had, ging de melk naar de fabriek.” Van Emst legt uit dat slechte bacteriën grote schade kunnen aanbrengen bij de rauwmelkse kaas die ze maken, terwijl dezelfde bacteriën bij het pasteurisatieproces in de fabriek eenvoudig onschadelijk gemaakt kunnen worden.
„We hadden een koe die50 litermelk per dag produceerde. ’s Ochtends gaf ze nog26 liter, terwijl ze ’s avonds een coli-mastitis had. Hoewel we ’s ochtends dus nog niks konden merken en de melk gewoon de kaasbak in was gegaan, konden we er geen kaas van maken. Elke kaas werd één grote spons.” De veestapel was in 2007 gegroeid tot 180 koeien, zodat de broers ’s ochtends en ’s avonds 3 uur aan het melken waren. „In de melkput waren wij al bezig met de kaasbereiding, door goed voor te behandelen en schoon en secuur te werken. Zodanig zelfs dat we personeel een te groot risico vonden.”
Omdat de techniek van de robot in tussentijd sterk was verbeterd, kwam de robot toch weer in beeld. „We hadden al een hoge productie en er kwamen veel burgers in de stal. Hoe moesten we uitleggen dat koeien van60 litermelk per dag, maar tweemaal daags werden gemolken?”
Boxen nooit vol
Tegelijk met de bouw van de nieuwe stal kocht Van Emst vier nieuwe Lely A3-melkrobots. „De eerste drie zouden direct vol zijn, dus besloten we meteen vier aan te schaffen. De opstart ging daardoor ook relatief gemakkelijk.” De stal is zowel in de lengte als in de breedte ‘gespiegeld’, zodat er vier gelijke afdelingen zijn, alle met 65 ligboxen. Er is dus nog ruimte voor groei.
„Toen we nog in de melkstal molken, gingen we richting10.000 kilomelk per koe en zouden we misschien stijgen naar10.500 kilo. Maar nu we nog1.000 kilohoger zitten, begrijpen we dat we de ligboxen nooit vol zullen krijgen.”
Bij één van de robots lopen alleen vaarzen, welke gemiddeld34 kgmelk per dag produceren. Volgens Van Emst functioneert een robot goed bij een maximale melkproductie van 1.800 à1.900 kgmelk per dag, wat neerkomt op 53 tot 56 vaarzen. Naast een vaarzengroep, heeft Van Emst een zorggroep en twee gelijkwaardige groepen oudere koeien.
„De zorggroep bestaat uit koeien met klauwproblemen, een mastitisverleden of een hoog celgetal of koeien in hun laatste lactatie. Het voordeel van zulke groepen is dat de vaarzen niet hoeven te concurreren met oudere koeien en ‘zieke’ koeien niet met gezonde.”
Koeienboer
Een nadeel van vier afzonderlijke groepen is dat wanneer een robot om technische redenen stilstaat, de andere robots het melken niet tijdelijk over kunnen nemen. Daar tegenover staat dat er minder rangordeproblemen zijn en dat de vaarzen niet met ziekten worden besmet door de oudere koeien.
„Een voordeel van kleine groepen bij een robot is ook dat je koeien gemakkelijk kunt terugvinden, bijvoorbeeld om ze te separeren”, vindt Van Emst. „Als je automatisch melkt, krijg je de koeien niet meer allemaal door de vingers en moet je je ogen in de stal goed de kost geven. Je moet een koeienboer zijn en je koeien kennen”, is zijn ervaring.
Van Emst kent dan ook al zijn koeien, al zegt de afstamming hem weinig. De fokkerij en het insemineren besteedt hij uit. „Eens in de zoveel tijd komt de stamboekinspecteur de vaarzen keuren en met hem nemen we ook altijd even de stierenkaart door. Ons fokdoel is een probleemloze gebruikskoe met goed eiwit. We maken gebruik van het Stier Advies Programma van CRV, met daarin ook wat stieren van andere fokkerijorganisaties.”
Luzerne
Het rantsoen is volgens Van Emst veel meer van invloed op de hoge productie dan de fokkerij. „Je kunt deze koeien zo een paar duizend liter minder laten geven”, zo stelt hij. Alle melkgevende dieren krijgen hetzelfde gemengde rantsoen, dat bestaat uit17 kgmaïs,17 kggraskuil,4 kgverse maïsgluten,1 kggrasbrok,0,5 kgsoja,0,5 kggedorst hooi en mineralen.
Daarnaast krijgen de vaarzen maximaal7 kgen de oudere koeien maximaal10 kgkrachtvoer in de robots en krachtvoerautomaten. „Het rantsoen aan het voerhek is goed voor28 kilomelk. Er moet inderdaad genoeg structuur in het voer zitten, maar ook weer niet te veel. De koeien zijn hier gezond, van gedorst hooi geven ze echt geen melk.”
„We verbouwen gras voor energie, niet voor structuur. Structuur kun je goed aankopen”, vindt Van Emst. „Bovendien als je gras lang laat staan, is de hergroei slechter en komen de slechte grassen terug. We besteden dan ook veel zorg aan het graslandmanagement.” Als er een goede partij gedorst hooi beschikbaar is, voert Van Emst dat in combinatie met grasbrok. Zo niet, dan wordt het duurdere luzerne door het rantsoen gemengd.
„Luzerne en grasbrok bevatten caroteen, wat zorgt voor de gele kleur van de kaas”, verklaart de veehouder. „Bij slecht gedorst hooi gaat de smaak van het hele gemengde rantsoen achteruit. Wanneer we aan een nieuwe graskuil beginnen, voeren we ook luzerne bij voor rust in de pens. De eerste en tweede snede zijn over elkaar heen gekuild. Zo kunnen we eerst aan het rantsoen sleutelen en daarna vervolgens maandenlang op dezelfde manier doorvoeren.”
Productiestijging
Ondanks het uitgekiende rantsoen is de hoge productie Van Emst meer overkomen, dan dat het een doelstelling was. „De productiestijging komt door de rust”, meent de veehouder. „De koeien worden niet meer opgedreven, zoals voorheen bij de wachtruimte voor de melkstal. Je merkt het ook bij het schoonmaken van de ligboxen, de dieren gaan minder makkelijk aan de kant.”
Door de productiestijging dreigde Van Emst het 2,3 miljoen kg grote melkquotum te overschrijden, zodat de zorggroep is uitgedund en nog slechts 34 dieren telt. De andere groepen bestaan uit 57 vaarzen en respectievelijk 48 en 51 oudere koeien. „We hebben wel dertig droge koeien en als we een maand verder zijn wel veertig. Dat komt nog voort uit de MKZ-crisis, we hebben toen een periode niet geïnsemineerd. We proberen de afkalfpiek wel op te heffen, want zowel voor de robot, als voor de kaas is een vlak afkalfpatroon belangrijk.”
Op grote bedrijven wordt doorgaans voor een grote melkstal gekozen en niet voor meerdere robots. „Wij waren bang dat we door onze werkwijze een grote melkstal niet zouden kunnen behappen en er daardoor geen capaciteitsvoordeel mee zouden kunnen behalen”, stelt Van Emst.
„Bovendien worden de koeien nu gemiddeld over het jaar drie keer daags gemolken, bij 2,2 weigeringen. Het aantal storingen is daarbij beperkt. We moeten ’s nachts vaker opstaan voor koekalverij dan voor de robot en als er al wat aan de hand is, is het vrijwel altijd in de vaarzengroep. Maar we nemen ook onze maatregelen. Zo maken we voor het slapen gaan altijd even de lasers schoon. Voorzorg voorkomt zorg.”
Beste boerenkaas
Hoewel de zuivelboerderij en het melkveebedrijf zich aan weerskanten van de doorgaande weg bevinden en in principe gescheiden zijn, vindt er alleen al door de aanvoer van de melk dagelijks contact plaats. De melk komt vanuit de melkrobot in een mobiele koeltank terecht, waarbij de aanvoerslang na een vooraf ingestelde hoeveelheid melk automatisch naar de andere tank gaat.”
„De melk in deze laatste tank gaat naar de fabriek. Bij een sterke afwijking op kleur en geleidbaarheid van de melk, krijgt de veehouder een attentie en voert de robot de melk direct af. „Bij een afwijking smeren we de uier van de betreffende koe direct flink in met uiermint en ook pakken we zo’n koe nu eerder aan met penicilline”, aldus Jacob van Emst, die aangeeft nu zelfs bij de robot gebaat te zijn, omdat deze afwijkingen eerder meet.
Van Emst geeft aan dat het celgetal op zich niet zo van invloed is op de kaasbereiding, het schommelt op het bedrijf al jarenlang rond de 150 à 170, maar dat vooral ziekmakende bacteriën een nadelige invloed hebben. Het kiemgetal, dat schommelt rond de 3 à 4, is van veel groter belang. Dat het met de kwaliteit van de melk wel goed zit, blijkt ook uit de prijzen die Kaasboerderij De Gelder zowel in 2007 als in 2009 won voor de beste boerenkaas van Nederland.
Consument uitnodigen
Een verdere uitbreiding van het toch al omvangrijke bedrijf is voorlopig niet aan de orde. „We zitten niet vol en verdere uitbreiding is afhankelijk van wat de kaasverkoop doet. We voeren met het oog op de kaas duurder dan wat we anders zouden doen. We kunnen echter niet nog apart een rantsoen maken voor de melk die naar de fabriek gaat, dus moet het aandeel dat in de kaasbak gaat hoog genoeg zijn”, legt Van Emst uit.
„Er zit een krimp in het aantal kaasboerderijen, maar degenen die overblijven, worden wel groter. Het punt is dat je je moet onderscheiden. Je moet kaas maken die een ander niet maakt. Zo hebben wij de afgelopen vijf jaar ingezet op onze Tynjetaler-kaas, een naam die is afgeleid van onze woonplaats en de bekende Zwitserse Emmentaler-kaas. 70 Procent van onze kaas is Tynjetaler.”
Van Emst maakt ook andere kazen, evenals zure zuivelproducten voor restaurants in de omgeving, maar ook voor de verkoop in hun boerderijwinkel. „Elke week komen er hier enkele honderden mensen aan huis”, aldus Jacob van Emst. Dat de bedrijfsomvang in combinatie met het automatisch melken weidegang verhindert, ziet de veehouder daarbij niet als probleem. Integendeel.
„We passen sinds 2002 geen weidegang meer toe. Mensen die twijfels hebben, laat ik de stal zien. De koeien krijgen hier een goed rantsoen, staan onder ventilatoren en liggen op de matrassen te herkauwen. Op stal hebben we goede voorzieningen, omdat we het vee juist goed willen verzorgen. De koeien hebben het hier dan ook niet slechter dan in de wei”, meent de veehouder.
„Het is een kwestie van het de mensen uitleggen en ook de consument opzoeken. Als je een open dag organiseert, zorg dan ook dat je de burgers uitnodigt. Tijdens onze open dag in 2008 kwamen er tweeduizend mensen uit de agrarische sector en een dag later maar liefst 7.500 consumentenbezoekers. En als je ze dan hebt, sta ze dan ook te woord. Leg uit wat je doet, het is dé kans.”
Bedrijfsgegevens
De broers Jacob en Jan van Emst runnen samen met hun zus Jenny en haar man Anne Vogel kaaszuivelboerderij De Gelder in het Friese Tijnje. De broers zijn verantwoordelijk voor de 212 melkkoeien, die door vier Lely A3-melkrobots worden gemolken. 70 Procent van de melk verzuivelen Anne en Jenny Vogel tot voornamelijk kaas, maar ook tot zure zuivelproducten.
Rollend jaargemiddelde: 11.521 kg melk met 4,30 procent vet en 3,46 procent eiwit
Quotum: 2,3 miljoen kg melk
Celgetal: 150 à 170
Exterieurgemiddelde: 80,7 punten
Stiergebruik: Bertil, Kian, Cricket, Paramount, Support, Fidelity, Vaucluse
Rantsoen: 17 kg maïs, 17 kg graskuil, 4 kg verse maïsgluten, 1 kg grasbrok, 0,5 kg soja, 0,5 kg gedorst hooi en mineralen. Daarnaast krijgen de vaarzen maximaal 7 kg en de oudere koeien maximaal 10 kg krachtvoer in de robots en krachtvoerautomaten.
Grondareaal: 120 hectare in eigendom, waarvan 100 ha gras en 20 ha maïs
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Susan Rexwinkel