Hogere voerprijs door minder fosfaat
De Nederlandse veehouderijsector moet in 2012 het gebruik van fosfaat met 20 miljoen kg hebben verminderd. Om dat te bereiken, moeten alle veehouders hun fosfaatgebruik via het voer aanzienlijk verminderen. Lukt dat niet voor 2015 dan zal dat aanzienlijke gevolgen hebben voor de derogatie. In Nederland wordt namelijk structureel het door de Europese Commissie vastgestelde plafond voor fosfaatuitscheiding overschreden. Als het fosfaatgebruik niet sterk vermindert, zal Nederland door Brussel worden gedwongen nog scherpere regels te hanteren.
Reductie door voerspoor
De veehouderijsector is druk bezig geweest om een beleid uit te stippelen dat een fosfaatreductie moet garanderen. Ondermeer via het zogeheten voerspoor. De eerste stap is het ondertekenen van een convenant voor fosfaatreductie voor de rundveehouderij door de veevoederindustrie.
Afgelopen maand maakte de Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) bekend dat 49 leden het convenant hebben ondertekend en nog vijf bedrijven dit moeten doen. De 49 mengvoerbedrijven hebben inmiddels de fosfaatgehaltes in hun rundveevoeders aangepast en deze stap zorgt voor ongeveer 3,8 miljoen kg minder fosfaat in dierlijke mest. Bijna 40 procent van de doelstelling.
De tweede stap is door het Productschap Diervoeder (PDV) genomen. In november zijn minimumnormen vastgesteld voor fosfaten in varkensvoer. Het ministerie van ELI moet de verordening nog goedkeuren en aan de Europese Commissie voorleggen. Naar verwachting zal de verordening op 1 april2012 inwerking kunnen treden.
Gevolg rundveehouderij
Wat betekenen deze ontwikkelingen, het terugdringen van fosfaat in het krachtvoer, voor de veehouders? Melkveehouder en varkenshouder worden gedwongen of verplicht gesteld fosfaatarm voer te kopen. „De rundveehouderij zal geen probleem hebben om zich aan te passen”, zegt Leon Sebek, onderzoeker bij Wageningen UR Livestock Research.
„De meeste melkveehouderijen hebben een redelijk percentage gras in het rantsoen en in gras zit veel fosfaat. Een fosfaatvermindering in het krachtvoer heeft daarom geen negatief effect. Voor melkveehouders die tegen de 100 procent maïs voeren, ligt het iets anders. In maïs zit relatief weinig fosfaat.”
Gemiddeld heeft een koe een fosforopname nodig van3 gramper kg drogestof. In maïs zit ongeveer1,2 gramfosfor per kg drogestof. Gras zit op4,5 gramfosfor. Sebek: „Zelfs als de verhouding 50 procent gras en 50 procent maïs is, is dat geen enkel probleem.”
„Pas als melkveehouders heel scherp op fosfaat gaan voeren, kunnen er problemen ontstaan. De symptomen lijken op die van de ‘slijterkoe’ en bloed in de urine, maar dan is het fosfaatgebrek al heel ver heen. De koe heeft namelijk een behoorlijke buffer. Dergelijke gevallen zijn in Nederland echter niet bekend en ondenkbaar.”
BEX
Het grootste nadeel van het verminderen van fosfaat in krachtvoer zijn de hogere kosten voor het voer. Er moet namelijk gebruik worden gemaakt van grondstoffen die een laag fosfaatgehalte hebben en de prijs van dergelijke grondstoffen ligt hoger. De koe heeft daarbij het voordeel dat het minder goed verteerbaar fosfaat zelf in de pens kan omzetten, waardoor niet altijd gebruik hoeft te worden gemaakt van goed benutbaar fosfaat.
Besparen op mestafzet
De hogere voerkosten, ongeveer 10 tot 30 cent duurder per100 kgafhankelijk van de voersoort, heeft voor de meeste melkveehouders daarnaast ook geen effect op de financiële resultaten. Via de Bedrijfsspecifieke Excretienorm (BEX) kunnen ze namelijk besparen op mestafzetkosten, omdat het fosfaatgehalte in de mest lager wordt door minder fosfaat in het krachtvoer.
„Ik adviseer melkveehouders via BEX een beter inzicht te krijgen in hun mineralenstroom”, zegt Leon Sebek. „Ze kunnen dan ook meteen berekenen wat de effecten zijn voor de verscherpte fosfaatnormen in 2015 en met die informatie kunnen ze bijsturen. Bijvoorbeeld door minder gras of andere bijproducten.”
„Wil de melkveehouder optimaal profiteren van BEX dan moet hij ook letten op het fosfaatgehalte in de bijproducten. Maïsglutenvoer en raapzaadschroot zijn bijvoorbeeld rijk aan fosfaat en bieten- en perspulp arm aan fosfaat.” Volgens Sebek is bij melkveehouders de animo groot om met BEX mee te doen. Dat is ook de ervaring van Richard ter Beek, verkoopleider Rundveehouderij bij coöperatie Rijnvallei. De doelstellingen voor de fosfaatvermindering worden dan naar verwachting voor de rundveehouderij ook gehaald.
„Als Rijnvallei werken we vooral met benutbaar fosfaat, zodat de ondergrens van de fosfaatbehoefte nooit wordt gehaald. We verwachten dat geen enkel bedrijf of koe problemen gaat krijgen. Samen met Schothorst Feed Research kijken we waar de grenzen liggen.”
Ander verhaal varkenshouderij
Volgens Henry Verwayen, marketing manager bij Hendrix UTD, werkt ongeveer 60 procent van de bedrijven met BEX. In Oost-Nederland en Zuidoost-Brabant is dat zelfs 80 procent. „Het aantal deelnemers stijgt snel, omdat men ziet dat het geld oplevert en melkveehouders kijken ook naar2015.”
„Voor de varkenshouders is het een ander verhaal. De meeste varkenshouders hebben geen grond en kunnen niet besparen op mestafzetkosten. De hogere voerkosten hebben bij hen geen positief effect, maar ze moeten zich realiseren wat de aanleiding van de fosfaatreductie is geweest.”
„We hebben ons plafond overschreden en we moeten als sector met concrete maatregelen komen om een groter mestoverschot te voorkomen als er strengere regels uit Brussel komen. Dat betekent hogere mestafzetkosten voor de varkenshouder en die zijn nadeliger dan de gevolgen van het voerspoor. De PDV-verordening is een collectieve maatregel voor het algemene belang.”
Verwayen merkt wel dat de animo onder varkenshouders laag is en dat zij een afwachtende houding aannemen. „Pas als de verordening definitief is, zullen ze in actie komen. Maar het is belangrijk dat ze de komende periode wel gaan benutten om de gevolgen voor hun bedrijf in beeld te brengen. Kijken waar ze staan en er klaar voor zijn. Maak een plan van aanpak, want de verordening komt eraan.”
Efficiënter
In tegenstelling tot de koe heeft een varken meer fosfaat nodig. Ondermeer voor de groei en ontwikkeling van botten. Belangrijk bij een fosfaatreductie is dat het fosfaat dat in het varkensvoer zit, goed benutbaar is. Dat maakt de kostprijs voor grondstoffen meteen een stuk hoger, want een beperkt aantal grondstoffen heeft èn een lager fosfaatgehalte en goed benutbaar fosfaat.
Age Jongbloed, onderzoeker van Wageningen UR Livestock Research ziet dat de voerkosten weliswaar hoger worden, maar dat door technische mogelijkheden het voeren ook efficiënter kan. Goed voeren wordt nog belangrijker. „Niet méér voeren dan dat ze nodig hebben en zorg voor meerdere voersoorten”, adviseert hij.
„Stap over van tweefasen-voer naar minimaal driefasen-voer. Gebruik meer enzymen om het fosfaat beter te benutten. Maar het blijft belangrijk dat men een zo gunstig mogelijke voederconversie en groeisnelheid heeft, want daar is nog steeds veel mee te verdienen”, aldus de onderzoeker.