‘Kwartiergestuurd melken’ verbetert uiergezondheid
Wereldwijd is er steeds minder aandacht voor wetenschappelijk onderzoek naar melktechniek. Tegelijkertijd concentreert de veterinaire wereld zich steeds meer op het verbeteren van de uiergezondheid. Ook in Nederland wordt deze tegenstelling steeds scherper. Wetenschappelijk onderzoeker ir. Bert Ipema van het Agrotechnology and Food Innovations Instituut in Wageningen (voorheen IMAG) constateert dat de wetenschappelijk gerichte ontwikkelingen op het gebied van melktechniek steeds meer worden gestuurd door budgetten van grote fabrikanten.
„De ontwikkeling van antibiotica krijgt veel meer aandacht, omdat daar grote geldbudgetten voor beschikbaar zijn. In de melkmachinewereld beperkt het zich tot enkele grote merken die onderzoek in eigen huis verrichten.”
Ipema bezocht de internationale mastitisconferentie in Maastricht die in juni van dit jaar werd gehouden en zag dat ook daar de invloed van melktechniek op uiergezondheid werd onderbelicht. „Ik wil niet beweren dat verbeterde melktechniek dé oplossing is in de strijd tegen mastitis, maar het verdient meer aandacht dan nu gebeurt.”
Melkstroomprofiel
Op het bureau van de spreekkamer op proefboerderij de Ossekampen in Wageningen heeft Ipema onderzoeksrapporten klaar liggen die zijn mening onderbouwen. De toekomst van de melktechniek ligt in het zogenaamde ‘kwartiergestuurd melken’. Jaren van onderzoek in de proefstal van de Ossenkampen hebben een schat aan informatie opgeleverd over de winst die daarmee is te behalen.
Ipema toont een grafiek waarin het melkstroomprofiel op kwartierniveau wordt uitgebeeld. Ieder kwartier heeft een ander verloop van het melkstroomniveau. De gegevens zijn verzameld dankzij de speciaal ontworpen proeflocatie op de Ossenkampen.
Dit gebouw bestaat uit een open tandem melkstal met twee standen. Onder de vloer van de stal is een kelder aanwezig waarin de melk uit de melkstellen in de tandemstal per kwartier kan worden opgevangen en gemeten. Ook kan de pulsatieverhouding per kwartier worden ingesteld.
Sneller melken
De meetresultaten laten grote verschillen zien tussen de kwartieren. De duur van de zogenaamde ‘maximale melkstroomfase’, waarin de melkstroom constant op een hoog niveau verkeert, verschilt bij sommige koeien tot meer dan drie minuten tussen de verschillende kwartieren.
Ipema: „Het blijkt dat de melkstroom ogenschijnlijk nog voldoende kan zijn, maar dat er in werkelijkheid nog slechts één kwartier melkt. De andere drie kwartieren worden op dat moment blind gemolken.” Hij toont beelden van beschadiging aan speenpunten als gevolg van ondoelmatig melken.
„Er is veel te winnen. Collega-onderzoekers van de Animal Science Group in Lelystad hebben dat aangetoond. Het probleem is dat door de steeds hoger wordende melkgift de melktijd steeds langer is geworden. Als er automatisch wordt gemolken nemen de problemen door de hogere melkfrequentie nog verder toe.”
„Het is dan ook de uitdaging om sneller en beter te melken. In kortere tijd moeten er meer liters worden gemolken. Dat is van belang voor het welzijn van de koe en het levert de boer bovendien tijdwinst op. Ook niet onbelangrijk, gezien de tijdsdruk waarmee de melkveehouder tegenwoordig te maken heeft.”
Proef met zes koeien
Het onderzoek op de Ossekampen laat duidelijk zien welke melkmethode optimaal is. In de moderne grootschalige melkstallen is het verstandig eerst een aantal koeien (bijvoorbeeld zes stuks) voor te behandelen alvorens ze aan te sluiten. Anders hangt het melkstel gedurende bijna een minuut onder de uier terwijl de melkafgifte minimaal is.
„Een technische oplossing hiervoor is ook mogelijk. Moderne melkmachines maken gebruik van een stimulatieprogramma met een hoge pulsatiefrequentie.” Een andere aanbeveling aangaande de melktechniek betreft de afstelling van de automatische afname. „Afname bij een melkstroom van 400 cc per minuut is goed mogelijk. Er zijn zelfs bedrijven waar de automatische afname al bij een melkstroomniveau van 600 cc per minuut in werking treedt. Dit geeft een aanzienlijk kortere melktijd.”
Fabrikanten
Aanpassingen van de melktechniek zijn ook mogelijk door kwartiergericht te gaan melken. Hierbij kunnen de pulstatie-instellingen worden afgestemd op het melkafgifteverloop per kwartier. „De software kan per kwartier registreren welke pulsatieverhouding en -snelheid optimaal is en telkens de instellingen aanpassen, afhankelijk van het melkstroomprofiel per kwartier.”
Theoretisch is het ook mogelijk het vacuümniveau per koe en per kwartier op deze manier in te stellen. Daarmee is dezelfde winst te behalen als met het individueel instellen van de pulsatiekenmerken. Momenteel is er echter nog geen fabrikant die de benodigde melkstellen levert.
Ipema : „Ik weet niet precies in welke richting de diverse melkmachinemerken hun vernieuwingen doorvoeren. Het laatste decennium is er echter heel veel in de techniek van het automatisch melken geïnvesteerd. Het ‘kwartiergestuurd melken’ heeft daarom weinig aandacht gehad. Maar het is wel een noviteit die juist bij het automatisch melken interessant is dankzij het minimale aantal melkstellen.”
„Wie weet komt een melkrobotfabrikant binnenkort met deze vernieuwing. Overigens sluit ik niet uit dat op termijn ook in de conventionele melkstallen ‘kwartiergestuurd’ zal worden gemolken.”
Computer controle
Naast het onderzoek naar het melkstroomprofiel per kwartier heeft Ipema onlangs ook een onderzoeksprogramma opgestart dat managers van het steeds toenemende aantal grote melkveebedrijven in staat stelt om het melkproces te beoordelen en koe-attenties aangaande gezondheid te krijgen, ook als hij zelf niet melkt, maar een medewerker.
De techniek en de software hiervoor liggen al jaren in de kast. Inmiddels werken de grote melkmachinemerken ook zelfstandig aan eigen software. „Ons onderzoek gebeurt in samenwerking met CR-Delta en sensorfabrikant Nedap. We willen verschillende kenmerken tijdens het melken gaan meten zoals melkgift, melktemperatuur, geleidbaarheid en activiteit (stappenteller) en deze koppelen via een Internetverbinding met de melkcontrole-databank van het NRS in Arnhem.”
„Deze computer vergelijkt de gegevens en geeft op die manier koe-attenties over uiergezondheid en tochtigheid die heel betrouwbaar zijn. Als het onderzoek slaagt, krijgt het project een vervolg in een pilotproject waaraan enkele Drentse melkveehouders zullen deelnemen. Hopelijk worden zo alsnog onderzoeksresultaten toegepast in de praktijk die theoretisch al vele jaren mogelijk waren.”
Ipema is er veel aangelegen om wetenschappelijk onderzoek over melktechniek onder de aandacht te brengen. Maar hij realiseert zich dat de melkveehouderijsector zelf niet bij machte is uitgebreid onderzoek te financieren.
„Neem bijvoorbeeld de discussie over driehoekige of vierkante tepelvoeringen. Het zou de moeite waard zijn om het effect te onderzoeken. Een ander voorbeeld is het Boventis-melkstel. Maar we hebben geen eigen middelen om het onderzoek uit te voeren. De financiering zal van de sector zelf of de fabrikanten moeten komen.”
(Ir. Bert Ipema: ‘Sneller melken is beter melken.’)