Economisch melken kwestie van rekenen

Investeerders van vandaag hebben een horizon van vijftien jaar of meer. Daar is bij de deskundigen weinig verschil van inzicht over. Voor één categorie betekent dat er in die termijn gestopt wordt omdat er geen opvolger is. Vaak kiest men voor een automatisch melksysteem (AMS) ook omdat rendement niet het belangrijkste is. Investerende stoppers hebben vooral gemak en een meer sociaal leven als motief .
De andere categorie, de blijvers, bestaat uit jonge veehouders en veehouders met een opvolger. Hun leidraad zou rendement moeten zijn met het oog op de grilliger melkmarkt in de toekomst. Uit economisch oogpunt is conventioneel melken dan vaak het meest aantrekkelijk, maar een deel kiest toch voor AMS. Veel jongere veehouders vallen dus voor het gemak van de melkrobot.
Gedwongen anders
Coert van Lenteren, general manager bij Lely: „Ze mijden liever de slijtageslag van het in een melkstal melken van grote koppels. De klachten komen over tien tot vijftien jaar, waardoor men dan wordt gedwongen om anders te melken. Dat perspectief ben je voor door nu automatisch te gaan melken.”
Anselm Schoenmakers, managing director bij WestfaliaSurge, wijst er daarentegen op dat de automatisering in de melkstal ver ontwikkeld is. De slanggeleiders van vroeger zijn doorontwikkeld naar semi-automatisch armen, die het gewicht van het melkstal volledig dragen. De veehouder hoeft alleen nog de melkbekers aan te sluiten, die over het algemeen ook licht zijn door gebruik van siliconevoeringen en licht roestvrijstaal.
Nog afgezien van de hele reeks managementtools in de melkstal: melkmeting. melkstroomgestuurd melken, koeafgestemde afname en sensoren die de melkkwaliteit en hoeveelheid meten. Kortom: melken vandaag vraagt nauwelijks nog inspanning”.
Eenzijdige balanswaarde
Als er ergens strategisch over nagedacht is, dan wel de toekomst van de melkveehouderij. Het rapport Met Melk Meer Markt van de Rabobank waarschuwt dat vooral de dure productiefactor quotum een barrière heeft gevormd om flink door te kunnen pakken in Nederland. Auteur Bart Geertsema: „De balanswaarde van teveel bedrijven is eenzijdig op quotum gebaseerd. Soms tot vijftig procent. Het afgelopen decennium is er duidelijk sprake geweest van een eenzijdig investeringspatroon.”
Na 1997 was er een trendbreuk. Was er voordien een redelijk evenwicht in de investeringen in grond, quotum, gebouwen en werktuigen en werd er vooral uit eigen kasstroom gefinancierd, vanaf 1998 nam de investeringdrang in financieel opzicht structureel toe, waarbij er een duidelijke verschuiving ontstond richting melkquotum. Investeringen in bijvoorbeeld grond namen fors af.
Het laatste jaar zie je weer duidelijk een toenemende belangstelling voor grond. De Rabo-studie verwacht in 2015 een melkprijs van 26 tot 28 cent, drie tot vijf cent lager dan in 2006. Geertsema in dat kader: „Verzet de bakens tijdig. Vermindering van de torenhoge financieringsdruk is een goed streven. Bouw een solide groeipositie op.”
Schaalvergroting
Deze positie is noodzakelijk want, zo verwacht de Rabobank, na 2010 treedt een verscherpte tweedeling op in de sector. Ondernemers met ambitie en een lage kostprijs zetten dan in op een versnelde schaalvergroting. Na 2015 zal het daar mee nog sneller gaan. Gespecialiseerde melkveehouderij met als kernactiveit het produceren van melk is voor velen de nieuwe richting.
Ruwvoerteelt en jongvee opfok zal bij deze categorie veehouders worden uitbesteed. Anderen kiezen meer voor de aanpak om alle activiteiten in eigen beheer te houden. Een gemêleerd pakket waarin, zo meent Geertsema, de veehouders nu alvast een positie moeten bepalen. „Van belang is niet alleen het aantal te melken koeien, maar de wijze waarop zij dat gaan doen. Is er een evenwichtige balans tussen werk en gezin?”
Met Melk Meer Markt waarschuwt dat de omgevingsfactoren milieu en ruimte nieuwe grenzen gaan vormen.
Binnen de eigen bedrijfsvoering gaan de factoren arbeid, stalcapaciteit en mest/voer in belang toenemen. Oplossingen zijn er te over: meer vreemde arbeid, automatisch melken en of voeren dan wel een melkstal met veel capaciteit. Een doorslaggevende factor is de kostprijs per liter melk, want de kostprijs van 26 tot 28 cent moet worden gehaald.
Zware arbeidsbesparing
Is op termijn de melkrobot of de melkstal goedkoper per liter melk. Coert van Lenteren (Lely): „Over tien jaar hebben wij niet alleen de melkrobot met de laagste kostprijs, maar kunnen we zeker ook de concurrentie met het conventionele melken aan. De technieken worden steeds onderhoudsvriendelijker en dat zal de veehouder zeker merken in de onderhoudskosten.
Anselm Schoenmakers (WestfaliaSurge) wijst op recente berekeningen van Landwirtschaftskammer Niedersachsen „Bij melkproducties tot een miljoen en meer gaat het om kostprijsverschillen tot wel 50.000 euro. Als je je realiseert dat de melkprijs nog met vijftien procent daalt, dan hoeft er niets te gebeuren of het rendement daalt onder de nullijn. Bij een capaciteitsmelkstal daarentegen nemen de kosten per liter melk af naarmate de veestapel groeit en de melkproductie toeneemt. Bovendien is Nederland in Europa koploper met externe financiering.”
„Rendabiliteitsverhoging ontstaat door geleidelijke kostenbeheersende groei en een goede kosten/opbrengstenverhouding. Wat me stoort, is de zwaar aangezette arbeidsbesparing van een AMS. De praktijk leert dat de factor arbeid bij meerdere AMS-boxen het vaak verliest van een grote melkstal. In beide situaties ontkomt men niet aan vreemde arbeid, dus is mijn advies: bezint eer ge begint, want u kiest voor vijftien tot twintig jaar.”