'Vaccineren tegen paratbc mogelijk’
Naast mogelijk gevaar voor de mens vanwege de gesuggereerde maar nooit bewezen relatie met de ziekte van Crohn, zorgt paratuberculose voor economische schade op het melkveebedrijf. De ziekte is inmiddels zo wijdverbreid in Nederland dat uitroeiing onbegonnen werk lijkt. „Geschat wordt dat 30 procent van de Nederlandse bedrijven paratbc heeft en wereldwijd is de problematiek in de melkveehouderij vergelijkbaar”, weet dierenarts Ad Koets.
De gangbare manier van bestrijden is hygiënisch werken en zorgen dat een kalf niet in contact komt met mest van volwassen dieren. Verder dienen zieke dieren en dieren die de bacterie uitscheiden van het bedrijf te worden verwijderd, om zo de infectiedruk laag te houden. Het opsporen blijkt echter moeilijk, omdat dieren de infectie jarenlang met zich mee kunnen dragen, voordat ze de bacteriën beginnen uit te scheiden.
Enorme knobbels
Een andere methode om de ziekte tegen te gaan, is vaccineren. „De simpele vorm van vaccineren is dat je een ziekteverwekker met een hulpstof – om daarmee het immuunsysteem op scherp te zetten – inspuit, waarna er een reactie van het immuunsysteem optreedt.
In 1927 werd er al een vaccin gemaakt van de paratuberculose bacterie, maar dat vaccin is verboden. Het leidt namelijk tot een enorme reactie van het afweersysteem, je krijgt zeer ernstige entreacties, met knobbels zo dik als een voetbal”, aldus Koets, die in 1996 begon met zijn promotieonderzoek naar een nieuw vaccin tegen paratbc.
Koets onderzocht of het mogelijk was om in plaats van de hele bacterie, slechts een deel van de bacterie te gebruiken. Bij zijn promotie in het jaar 2000 had hij daadwerkelijk een eiwit gevonden, dat herkend wordt door het afweersysteem bij zieke koeien. Het voordeel is dat het eiwit voor veel minder heftige entreacties zorgt dan de hele bacterie.
„Het komt erop neer dat als je te veel geeft, is de reactie te heftig, maar als je te weinig geeft, reageren niet alle dieren”, aldus Koets, die meldt dat het eiwit voor een reactie bij alle dieren zorgt.
Minder bacteriën
Dat bleek tijdens het promotieonderzoek van bioloog Aad Hoek, die is verdergegaan met het onderzoek van Ad Koets en, begeleid door Koets, onlangs promoveerde aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, waar hij onderzoek deed naar de bruikbaarheid van het eiwit als vaccin.
Hoek splitste het eiwit in nog kleinere onderdelen op, maar die bleken als vaccin niet geschikt, omdat verschillende dieren op verschillende onderdelen reageerden. Hoek experimenteerde met een groep Holstein-kalveren van een maand oud, waarvan een kwart zowel werd gevaccineerd als geïnfecteerd, waarna de dieren twee jaar werden gevolgd.
„Het vaccin bleek te werken en dat biedt extra perspectief, omdat een dier normaliter wordt gevaccineerd vóórdat er een infectie is, zodat het immuunsysteem eerst op orde kan komen”, aldus Hoek.
„Na vaccinatie op jonge leeftijd is een infectie nog steeds mogelijk. Maar door de werking van het afweersysteem, worden de dieren er dan niet meer ziek van”, stelt Koets. Het aantal bacteriën dat een besmette koe uitscheidt, wordt door het vaccin sterk verminderd. Echter, ook gevaccineerde dieren blijven de bacterie uitscheiden.
Het probleem wordt dan ook pas opgelost, wanneer er genoeg dieren op het vaccin reageren, zodat de besmetting doodloopt. Dat gebeurt wanneer per besmette koe gemiddeld minder dan één kalf wordt besmet.
Beschikbaarheid vaccin
Behalve het uitblijven van een heftige entreactie is het voordeel van het eiwit ten opzichte van de bacterie als vaccin, dat gevaccineerde dieren zijn te onderscheiden van geïnfecteerde dieren, net zoals dat bij een markervaccin het geval is. Met het oog op de zuivelexport kan dat van belang worden. Wanneer het vaccin voor de veehouder beschikbaar komt, is nog niet te zeggen, zoals ook niet bekend is hoe vaak een dier dient te worden gevaccineerd.
Het volgende promotieonderzoek over het paratuberculose vaccin is inmiddels van start gegaan op de Faculteit Diergeneeskunde, in samenwerking met de farmaceutische industrie. Medicijnfabrikant Intervet laat weten dat veehouders zeker nog vijf tot zeven jaar moeten wachten, voordat ze over het vaccin kunnen beschikken.
„Het ziet er heel positief uit, maar we moeten wel reëel blijven”, aldus Aad Hoek, wijzend op de lange geschiedenis van de paratuberculosebestrijding, waarbij nauwelijks succes werd geboekt. „Het probleem was tot nu toe heel complex.”
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Ellen Meinen