Negatieve energiebalans bij problemen na afkalven
„De afgelopen vijftig jaar steeg de melkproductie van 3.000 naar ruim 8.000, gelijkertijd daalde het drachtigheidspercentage van ruim 60 naar krap 30 procent. De embryonale sterfte steeg in twintig jaar van 24 naar 40 procent, het aantal koeien dat staande tocht vertoont is nog maar 35 procent en de gemiddelde tussenkalftijd steeg van 394 dagen in 1995 naar 420 in 2008.”
De problemen zijn te wijten aan negatieve energiebalans, zegt Vos. „Door selectieve fokkerij op productie is een sterke verschuiving van de lactatiecurve ontstaan. Al een aantal weken voor het afkalven tot 100 dagen daarna vormt een extreem hoge risico periode. Tachtig tot negentig procent van de koeien lijdt dan in meer of mindere mate aan negatieve energiebalans.”
Kortgezegd haalt de koe dan zijn energie uit vetweefsel, legt Vos uit, waardoor de concentratie toxische vrije vetzuren, Nefa, toeneemt. Deze Nefa heeft een negatief effect de eicel waardoor hogere embryonale sterfte ontstaat, op de lever waardoor tocht slechter wordt getoond, en op de afgifte van Oestradiol, het tochthormoon. Hierdoor komt de cyclus slechter op gang, neemt het aantal dagen tot eerste tocht en eisprong toe, is de tocht slechter te zien, gaat het drachtigheidspercentage omlaag, gaat de tussenkalftijd omhoog en stijgen de afvoer- en vervangingskosten van de veestapel.
Bezie de droogstand dan ook niet als laatste maar als eerste periode van een lactatie, adviseert Vos, zorg voor juist voeding zowel als het einde van de lactatie als in de droogstand en optimaliseer de droge stof-opname capaciteit na afkalven.
Tekst: José Bongen
Beeld: Ellen Meinen