Laag celgetal op biologisch proefbedrijf
In de gure ochtendwind komt een jonge diergeneeskundestudente het bedrijfsterrein van proefaccommodatie De Tolakker op gefietst. Hoopvol loopt ze even later naar binnen, naar de potstal, op zoek naar de koe die op het punt staat af te kalven. Bedrijfsleider van het rundveebedrijf Leonie Vernooij ziet het gebeuren. „Nee helaas, het duurt nog even, ze is nog niet zo ver”, zegt Vernooij tegen de studente, die licht teleurgesteld de boerderij weer verlaat.
„Alle diergeneeskundestudenten móéten een keer een koe hebben zien kalven, ook als ze zich alleen met kleine huisdieren bezighouden. Ze krijgen er een handtekening voor. Zonder handtekening kunnen ze hun doctoraaldiploma niet halen en dus ook niet met hun coschappen beginnen”, legt Vernooij uit.
Unico’s
De opleiding diergeneeskunde duurt zes jaar, waarvan de eerste vier jaren overwegend theoretisch van aard zijn en de laatste twee meer praktisch. Na de propedeuse van een jaar volgt de doctoraalfase van drie jaar, waarna er gedurende twee jaar zogenaamde coschappen worden gelopen. Het vijfde jaar algemeen (uniforme coschappen) en het zesde jaar gespecialiseerd (gedifferentieerde coschappen).
„Vijfdejaarsstudenten, unico’s noemen wij ze, volgen in drietallen een koe vanaf het moment dat ze wordt drooggezet tot vier weken na het afkalven. Samen zijn ze verantwoordelijk voor het dier en moeten ze zorgen dat ze vaak genoeg gaan kijken.
Dat betekent dat ze zelf de koe in de gaten moeten houden en het afkalven moeten begeleiden. Om vervolgens ook het kalf in een hokje te doen en biest te geven. Een melkziekte-infuus geven hoeft nog niet. Als het nodig is, doen wij of de dierenarts dat”, aldus Vernooij.
Leonie Vernooij is zelf geen dierenarts en heeft de HAS in Dronten doorlopen. „Mijn vader werkt op de Faculteit en als kind ging ik vaak mee. Later kwam ik hier vakantiewerk doen en uiteindelijk ben ik er zo ingerold”, verklaart ze haar functie als bedrijfsleider van het melkveebedrijf.
„Maar er werken hier meerdere mensen hoor. Zo is Dick van der Ploeg de eigenlijke bedrijfsleider, dat wil zeggen over de diersoorten heen. In de stallen hiernaast worden namelijk schapen, varkens, pony’s en pluimvee gehouden”, aldus Vernooij, die ook onderwijs aan de Faculteit verzorgt.
Melken populair
Naast vakmanschap en managementcapaciteiten is ook het kunnen omgaan met mensen een eigenschap die een bedrijfsleider van De Tolakker moet hebben. „Eerstejaarsstudenten moeten een keer mee melken en sommigen komen hier volledig blanco. Die hebben nog nooit een koe van dichtbij gezien. Aan de andere kant heb je jongens die van een boerenbedrijf komen en alles al weten.”
„Voor beide moet je het interessant houden. Ik probeer dat meestal door bijvoorbeeld te vragen hoe ze het thuis doen. Ook is er een practicum waarin studenten koeien en kalveren moeten vangen. Vaak koppel ik dan een boerenjongen aan een bang meisje, want die zijn er ook bij.”
„De deur staat hier altijd open. Op die manier kun je veel interesse kweken voor de veehouderij”, is Vernooij’s ervaring. „Soms is het zelfs zo dat studenten die in Utrecht zijn gekomen voor kleine huisdieren, na het eerste jaar alsnog switchen naar grote landbouwhuisdieren. Studenten krijgen veel theoretisch onderwijs en vinden het vaak heerlijk in de stal.”
Zo heeft Vernooij naar eigen zeggen niet te klagen over de populariteit van het melken. „We melken driemaal daags, wat handig is met het oog op het onderwijs. We melken om half acht ’s morgens, om drie uur ’s middags en om tien uur ’s avonds. Daarbij wordt de avondmelking zeven dagen per week verzorgd door studenten, die altijd met zijn tweeën melken. Studenten kunnen zich daarvoor opgeven en krijgen er een kleine vergoeding voor.”
Biologisch
Een melkrobot blijkt voorlopig niet aan de orde. „Het is goed dat studenten in de melkput les krijgen, want je ziet veel aan een koe tijdens het melken”, vindt Vernooij, die zelf meestal alleen in het weekend melkt. Door de week zijn het overdag de collega’s met vaak de ‘unico’s’, die het melken voor hun rekening nemen.
„Daarnaast komen hier elke ochtend unico’s voor bijvoorbeeld het controleren van de koppel, om koeien droog te zetten en om klauwen te bekappen. Verder controleren ze de droge koeien en pinken, die ze ook alvast dippen met een barrièredip. Zo leren ze naar een uier kijken en aan een uier voelen. De vaarzen leren zelf ook van het dippen, ze zijn meteen al rustiger in de melkstal.”
Een onderdeel van de coschappen vormt ook het meelopen met een dierenarts. „Voorheen gingen unico’s een week met een dierenarts van de Buitenpraktijk mee op pad. Maar de Buitenpraktijk is vorig jaar geprivatiseerd en gefuseerd met dierenartsenpraktijk Het Westelijk Weidegebied tot de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk in Harmelen.”
„Zo’n tien jaar geleden waren er in de Buitenpraktijk geen biologische bedrijven en om te laten zien hoe het werkt, is de Tolakker destijds naar biologisch omgeschakeld”, aldus Vernooij, die zelf sinds vijf jaar werkzaam is op de proefaccommodatie.
UGCN
Ondanks de beperkingen die een biologische bedrijfsvoering met zich meebrengt, zijn de resultaten met een gemiddelde productie van zo’n10.000 kgmelk per koe en een bedrijfscelgetal van 90, uitstekend. Reden voor het UGCN om op 8 april jongstleden een Uitstekende Uiergezondheid Dag te organiseren op de proefboerderij van de Faculteit Diergeneeskunde.
Het blijkt dat er meerdere oorzaken zijn voor de goede uiergezondheid. Te beginnen met de nieuwe stal die drie jaar geleden werd gebouwd. „De oude stal was veel kleiner en de zijkanten waren nog dicht met kleine zijraampjes. De huidige stal heeft open zijkanten en is hoger en frisser”, aldus Vernooij.
De stal biedt aan één kant van de voergang ruimte aan 67 melkkoeien, waarbij de biologische bedrijfsvoering voorschrijft dat elke koe een vreetplaats en een ligplaats moet hebben. Aan de andere kant van de voergang lopen de droge koeien en het jongvee vanaf een jaar (de jongere kalveren worden in de naastgelegen jongveestal gehuisvest).
Daar hebben ze de beschikking over een potstal, welke automatisch wordt ingestrooid door een aan een rail hangende strooiselmachine. Het jongvee wordt vanaf een leeftijd van 14 maanden geïnsemineerd en een week of zes voor de afkalfdatum worden de vaarzen bij de droge koeien gevoegd. Na het afkalven blijven de dieren ter observatie nog 24 uur in de potstal, waar ze in de ketel worden gemolken.
Compost
Na 24 uur worden de verse koeien bij de melkkoeien gevoegd, die de beschikking hebben over rubber op de roosters en diepstrooiselligboxen gevuld met compost. Over de rubbervloer, welke wordt schoongehouden door een Discovery-mestrobot van Lely, is Vernooij heel tevreden.
„Drie jaar geleden is het rubber gelegd, ook in de melkstal. De koeien lopen er heel gemakkelijk op. De eerste rij die uit de melkstal komt, rent naar het voerhek.” Dat de klauwen op rubber te weinig zouden slijten, is een ervaring die Vernooij niet deelt. „Bij het bekappen zit er niet zoveel onder de klauwen.”
Over de compost is Vernooij minder te spreken. „Drie jaar geleden zijn we ook overgegaan op diepstrooiselboxen en sinds driekwart jaar ligt er compost in. We kozen voor compost omdat het goedkoper was, minder werk met zich meebracht en omdat de samenstelling van de compost beter is voor in de mestput. Voordien moesten we twee tot drie keer in de week de boxen handmatig met zaagsel en gehakseld stro bijvullen, terwijl de compost maar eens in de twee tot drie weken hoefde te worden aangevuld.”
„Het beviel dan ook prima, totdat het begon te vriezen. De compost werd keihard en we kregen ook problemen met de spenen, waarop nare plekken ontstonden. Ook nadat het buiten opwarmde, konden we de compost niet los krijgen. We hebben van alles geprobeerd en mengen er nu zaagsel doorheen.”
Gratis dierenarts
Het lage celgetal verklaart Vernooij met het veelvuldige monitoren van de veestapel, de goede weerstand van de koeien en het strikte beleid. „We kijken goed naar de MPR-uitslag en laten vaak een bacteriologisch onderzoek doen. Dat kan eenvoudig, omdat de monsters op de faculteit worden onderzocht”, legt de bedrijfsleider uit.
„Bij het droogzetten wordt elke koe apart bekeken. Het celgetal moet onder de 200 zijn geweest bij elke uitslag van de vierwekelijkse melkproductieregistratie en bij vaarzen is 150 de grens. Is dat het geval en is er in de lactatie ook geen mastitis geweest, dan wordt alleen Orbeseal gebruikt. Uiteraard moet de ‘teatsealer’ uiterst hygiënisch worden aangebracht.”
„Bij koeien die gedurende de lactatie wel eens een hoog celgetal hadden, wordt een bacteriologisch onderzoek gedaan en op basis van de uitslag een geschikte droogzetter toegediend (zonder Orbeseal). Ook wordt bij het droogzetten steevast het vierkwartierenschaaltje gebruikt en wordt de melk gecontroleerd met CMT-vloeistof.”
„Goed monitoren lijkt lastig met onervaren personeel. „Dat valt mee. De studenten hebben het vaak wel in de gaten als er iets niet in orde is. En als ze het niet vertrouwen, kunnen ze er altijd een dierenarts bijhalen. Dat is hier geen kostenpost.”
Protocol
Ook in de 2 x 6 visgraatmelkstal zijn de nodige maatregelen getroffen. Zo spoelt een Airwash-spoelsysteem de melkstellen na elke koe met koud water door, zodat er geen melkresten achterblijven. De melkers werken steevast met handschoenen en stralen de koeien niet voor, om kruisbesmetting te voorkomen.
„Voorstralen is een vak apart”, verklaart Vernooij. „We reinigen de spenen met desinfectiedoekjes en gebruiken voor elke koe een nieuw doekje.” Alles blijkt vastgelegd in een uitgebreid protocol, zodat ook onervaren melkers eventueel zelfstandig aan de slag kunnen.
„Nadat het melkstel automatisch is afgenomen, moeten de studenten de uier navoelen”, gaat Vernooij verder. „Antibioticakoeien worden dubbel gemerkt. Via de koeherkenning bij de ingang van de melkstal, zodat studenten de vacuümknop twee keer moeten indrukken en middels een bandje om de poot”, aldus Vernooij, die vertelt dat De Tolakker onlangs een certificaat ontving voor 25 jaar eersteklas melk.
Kruisen
In tegenstelling tot de uiergezondheid is de vruchtbaarheid van de veestapel wel een probleem. Met fokkerij wordt geprobeerd dit te verbeteren. De strategie is een gedeelte van de veestapel in te kruisen in combinatie met het aAa-systeem.
„De koeien geven heel veel melk, we zitten op bijna10.000 litermelk in 305 dagen. Maar het probleem is dat we de koeien slecht drachtig krijgen en we een duurzamere veestapel willen. Daarom zijn we twee jaar geleden met aAa aan de gang gegaan. Een koe moet namelijk zo goed mogelijk in elkaar zitten”, vindt de bedrijfsleider.
„Voordat we met aAa werkten, gebruikten we het SAP. Als een koe na twee inseminaties met Holstein-sperma nog niet drachtig was, gebruikten we een Brown Swiss-stier. Inmiddels passen we een driewegkruising toe met Holstein, Brown Swiss en Noors Roodbont of Montbéliarde. We bekijken het per dier. Een bijkomend voordeel is dat we de studenten zo verschillende rassen kunnen laten zien.”
De veestapel wordt volledig biologisch gevoerd. Voor het voerhek ligt een mengsel van kuilgras, maïs en een biologisch eiwitmengsel. Ook het krachtvoer is volledig biologisch. In de krachtvoerautomaat krijgen de vaarzen maximaal7 kgen de oudere koeien maximaal8 kgbrok. In de melkstal wordt geen krachtvoer verstrekt.
„Biologisch geteeld krachtvoer is duur en we vinden het dan ook zonde dat ook koeien die bijna droog moeten, nog driemaal daags lokbrok krijgen.” Bij het rollend jaargemiddelde van9.746 kgmelk met 4,02 procent vet en 3,24 procent eiwit, valt met name het lage eiwitpercentage op. „Biologisch geteelde eiwitbronnen zijn heel duur”, verklaart Vernooij. „Het is niet rendabel om in eiwit te investeren, maar wellicht dat de fokkerij kansen biedt.”
Bedrijfsgegevens
Leonie Vernooij is de bedrijfsleider van het melkveebedrijf De Tolakker, de proefaccommodatie van de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht. Op het bedrijf worden ruim zestig melkkoeien driemaal daags gemolken. Diergeneeskundestudenten hebben de hele dag toegang tot het bedrijf en verrichten er diverse werkzaamheden.
Rollend jaargemiddelde:9.746 kgmelk met 4,02% vet en 3,24% eiwit
Quotum:635.000 kgmelk
Stiergebruik: melkkoeien van Olympic, Lucky Mike, Kirby, Classic, Lord Lily en Amaranto (BS), jongvee van O Man, Support, Surprise, Leg Up, Vinbrei (BS) en Njolstad (NR), in het vat: Hole in One, Pole-Position, Legend, Herzbube, Shogun, Taco, R David (DR) en Dikkie Dik (BB)
Grondareaal: de universiteit heeft45 hectarein eigendom, waarvan op8 hamaïs wordt geteeld en op de rest gras
Rantsoen: graskuil, snijmaïs en een biologisch eiwitmengsel (gemengd), aangevuld met maximaal8 kg(vaarzen7 kg) biologisch geteeld krachtvoer via de krachtvoerautomaat. In de zomer wordt weidegang toegepast, doorgaans ’s avonds en ’s nachts, omdat het voor het onderzoek en onderwijs handiger is dat de koeien overdag binnen zijn.
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Gerard Burgers