Koeien comfortabel in dikke laag mest
„Als het problemen geeft, houd ik er meteen weer mee op.” Onder dat motto strooide Wim Bokkers uit Nieuwleusen begin dit jaar voor het eerst uitgeperste koeienmest in zijn diepstrooiselboxen. Nu, tien maanden later, gebruikt hij het nog steeds. „Het geeft een prachtig bed: een wollige bovenlaag op een stevige, verende ondergrond. Het blijft beter liggen dan zaagsel en het celgetal is niet veranderd. Ik ben heel tevreden”, vertelt de 52-jarige veehouder met 65 koeien.
„De eerste keer moet je je inderdaad even over het idee heen zetten. De mest wordt niet verhit of uitgebroeid, alleen maar uitgeperst door een mestscheider tot zo’n 33 -bij de nieuwste modellen 35- procent drogestof. Er blijven dus zeker bacteriën achter. Je weet dat het in landen als Amerika, Israël of Frankrijk goed werkt, maar met ons klimaat is het natuurlijk wel een beetje een gok.”
Vers van de scheider
Eigenlijk was Bokkers helemaal niet op zoek naar ander strooisel; zaagsel beviel hem prima. Maar toen mechanisatiebedrijf Piet Visscher een zelfgebouwde mestscheider bij hem testte en de dikke fractie zo mooi droog werd, ontstond het idee vanzelf. „Ik vind het wel leuk om eens iets anders uit te proberen, en het lijkt erop dat ik goed gegokt heb. Het is toch prachtig als je een product van eigen erf zo kunt opwaarderen en gelijk kunt besparen op strooiselaanschaf?”
„Een mestscheider is een eenmalige investering van zo’n 30.000 euro, maar dat haal je er op den duur zeker uit.” Zo eens per week strooit Bokkers met zijn zaagselstrooier een dun laagje mest bij, het liefst vers onder de mestscheider vandaan. „Dan is het mooi koud. In het begin draaiden we elke drie weken een voorraad, maar daarin ontstaat te snel broei. Dat kan nooit goed zijn, tenzij je het natuurlijk zo lang op 70 graden laat liggen dat alle bacteriën dood zijn.”
„Dat kost echter ruimte en tijd, terwijl het volgens mij gewoon niet nodig is.” Alleen nu, met de vorst, heeft hij een klein voorraadje ingekuild. “De slangen vriezen anders dicht. Er ontstaan gelukkig geen harde banken in de boxen. Daar is het te droog voor, denk ik. Ook afgelopen zomer is alles goed gegaan; geen broei of stank.”
Dierenarts: ‘Zorgvuldig zijn’
Hoewel het een gok was, zijn mastitis of een hoger celgetal afgelopen jaar geen probleem geweest, toont Bokkers. Een wisselend celgetal heeft hij al jaren. In december 2009 stond de teller op198, injanuari plots op 274, maar sinds hij in februari met het meststrooisel begon, zakte het langzaam naar 135. Op dit moment zit hij op de 174.
„Ik moet concluderen dat het aantal mastitisgevallen niet is toegenomen en dat het celgetal niet beter of slechter is dan vorig jaar”, concludeert ook Bokkers’ dierenarts Johannes Rietman van DAP Balkbrug-Nieuwleusen. Hoe dat goed kan gaan, koeien in hun eigen stront, weet hij niet goed te verklaren.
„Toen Wim net begon, hield ik mijn hart vast. Ik had veel meer bacteriegroei verwacht en vreesde een toename van uierontsteking, met name door omgevingsbacteriën. Maar eigenlijk loopt het heel goed en blijkt mijn angst niet terecht. Het heeft denk ik te maken met zorgvuldigheid. Uiteindelijk kun je zelfs een zandbox verpesten als je niet schoonmaakt. Wim heeft de boxen er altijd droog en netjes bij liggen. Doordat ze goed vol zijn, wordt er bovendien amper in de boxen gepoept.”
Het antwoord op de hamvraag, ‘is meststrooisel nou vies, of gewoon heel slim?’ laat Rietman in het midden. „Het hoeft niet vies te zijn en het kan slim zijn; het moet vooral bij je passen. Als je van jezelf weet dat je niet zo trouw de boxen schoonmaakt, dan is het gebruik van meststrooisel heel vies en dom. Maar als je nauwkeurig bent, kan het zeker slim zijn. Mits je alleen mest van eigen koeien gebruikt, om ziekte-insleep te voorkomen.”
Leveranciers: ‘Droogte is het geheim’
Ook Bokkers’ mestscheiderleverancier Piet Visscher en zijn collega-aanbieder Gerrit Peters van Distrimex Pompen en Service hebben moeite om de werking helemaal te verklaren. „Doordat de mest koud, vers en in dunne laagjes de box in gaat, blijft het mooi rul, ontstaat er geen broei en is er amper sprake van bacteriegroei”, vertelt Visscher.
„Daarom moet iemand die net overstapt, het bed ook zo rustig opbouwen: elke week een centimeter, tot de box vol is. Zo droogt het na en voorkom je broei en harde banken. Doordat het materiaal zo droog is, krijgen bacteriën geen kans om zich te ontwikkelen. Bovendien gaat het om bacteriën uit eigen stal, daar kunnen koeien goed mee overweg. Je brengt niets vreemds naar binnen.”
Peters hamert op dezelfde regels om het een succes te laten zijn: vers, droog, in kleine beetjes en maximaal één keer per week strooien. „Dan droogt het nog na tot 50 procent droge stof in de box. En juist in die droogte zit het geheim. Ons merk Bauer heeft wereldwijd zevenhonderd gebruikers, zelfs op plekken waar het kouder en natter is dan bij ons. Vanwege het klimaat hanteren we in Nederland een vrij hoog drogestofpercentage: minstens 30 procent, en dat gaat prima.”
„Op de HAS Den Bosch loopt nu een afstudeeronderzoek naar Nederlandse resultaten. Het kiemgetal op de spenen blijkt hetzelfde te zijn als bij koeien op zaagsel. Uiteindelijk zitten in een zaagselbox na een dag of zes evenveel bacteriën dan in een box met dikke fractie.”
GD: ‘Mest blijft mest’
Hoewel ook Richard Olde Riekerink, uiergezondheidsspecialist bij de GD, geregeld positieve verhalen hoort over koemest in de boxen, kan hij er niet enthousiast van worden. „Ik zou graag eens onafhankelijke cijfers willen zien. We weten gewoon niet wat er precies gebeurt in die boxen. Logischerwijs zou ik zeggen dat mest ongeschikt is. Ook als je het water eruit perst, blijft het immers mest: een bron van bacteriën.”
„Dat het strooisel zo droog is dat er amper bacteriën groeien, kan in eerste instantie best waar zijn. Maar met een klein beetje vocht is het al direct een mooie voedingsbodem. In Israël werkt het. Maar ik vraag me af of we in ons klimaat in staat zijn de boxen droog genoeg te houden.”
Het idee dat er geen problemen met het meststrooisel ontstaan, omdat het om bacteriën uit de eigen stal gaat, noemt Olde Riekerink een ‘non-argument’. „In zaagselboxen zitten ook eigen stalbacteriën, en daar kunnen koeien evengoed ziek van worden. En het idee dat een zaagselbox na een dag of zes evenveel bacteriën bevat als een mestbox, kan ik bevestigen noch ontkennen. Ik heb daar nooit onderzoeksresultaten van gezien. Maar met een beetje vocht is de kans op hardere bacteriegroei in mest toch groot.”
Ook Olde Riekerink nuanceert de hamvraag: ‘Vies of slim?’ „Met goed boxmanagement schijnt het te kunnen. Zoals elk soort strooisel staat of valt met goed management. Maar logischerwijs lijkt het me niet slim. Het blijft mest vol bacteriën en voedingstoffen. En als je nog een stapje verder denkt: het draagt ook niet echt bij aan het imago van de veehouderij; koeien die in hun eigen stront moeten liggen.”
Tekst: José Bongen
Beeld: Ellen Meinen