Klauwverdeling groeiend probleem
Bij 80 procent van de gezonde vaarzen is de buitenklauw forser ontwikkeld dan de binnenklauw van de achterpoten, stelt dierenarts Gerrit Hegen van Diergeneeskundig Centrum Zuid-Oost Drenthe. Dat blijkt uit onderzoek van de Duitse en in Canada werkzame hoogleraar Christoph Mühling, die proeven heeft gedaan met Holstein-vaarzen op een drukplaat. „Als een koe haar poot neerzet, dan raakt de achterkant van het balgebied van de buitenklauw als eerste de grond, daarna de buitenrand en op het laatste moment pas de binnenklauw.”
Pensverzuring
„Anatomisch zien we dat de klauwbeentjes van de buitenklauw groter zijn bij de achterpoot. Bij de voorpoot is het andersom”, aldus Hegen. Bij een ongelijke klauwverdeling is de druk op de klauw niet overal gelijk. En dat leidt tot problemen wanneer de omstandigheden niet optimaal zijn.
„Als het koecomfort niet optimaal is, dan ligt een koe te weinig en gaat de hoornkwaliteit achteruit op de plek waar de meeste druk is. De doorbloeding is daar niet goed”, legt Hegen uit. „Het gevolg is meer kneuzingen van de zoolhoorn. De eerste symptomen zijn bloedinkjes en uiteindelijk ontstaat een zoolzweer, maar ook de witte lijn raakt beschadigd.”
Behalve de huisvesting is ook de voeding van invloed op de klauwgezondheid. „Pensverzuring is de belangrijkste voedingsstoornis die van invloed is. Door de verzuring raakt de penswand beschadigd en ontstaat er tevens bacterieverval. Daar komen stoffen bij vrij, de zogenaamde endotoxinen.”
„Deze komen via de bloedbaan in het klauwweefsel, waar de kleine bloedvaatjes samentrekken en de doorbloeding verstoren. Het gevolg is een verstoring in de afgroei.” Hegen wijst naar de fokkerij. „Als vanuit de fokkerij de basis niet goed is, pakken de risicofactoren harder door.”
Beenstand achteraanzicht
Bij een gelijke klauwverdeling zullen een suboptimale huisvesting en voeding de minste schade veroorzaken. Toch krijgt het kenmerk in de fokkerij nauwelijks aandacht. „Enkele has-studenten hebben enkele jaren geleden in opdracht van KI Samen onderzoek naar de klauwverdeling gedaan”, weet CRV-hoofdinspecteur Arie Hamoen.
„Het blijkt dat de stand van de benen van achteren bekeken, een sterke correlatie heeft met de klauwverdeling. We hebben ervoor gekozen om de ‘beenstand achteraanzicht’ te scoren, omdat dat makkelijker te beoordelen is. Klauwen moet je eerst schoonspuiten om de verdeling goed te kunnen beoordelen.”
KI Samen-directeur Gerard Scheepens bevestigt dat studenten van de HAS in Dronten onderzoek hebben gedaan naar de klauwverdeling van dochters van stieren. „Daaruit kwam naar voren dat de klauwverdeling veel belangrijker is in relatie tot klauwproblemen, dan de klauwhoek. De stier Delta Lava (aAa: 153624, red.) is een mooi voorbeeld. Zijn klauwhoek is niet ideaal, maar zijn klauwverdeling wel.”
Scheepens is het niet eens met Hamoen dat het scoren van de ‘beenstand achteraanzicht’ een prima alternatief is. „Koeien met een vol uier zetten de benen ook verder uit elkaar, maar daar worden de klauwen niet beter van. Als het voor inspecteurs niet te doen blijkt, zouden ook de klauwbekappers de klauwverdeling kunnen scoren.”
Erfelijk gebrek
„Dat veel koeien niet goed lopen, valt de boeren niet eens meer op. Iedereen is gewend dat de buitenklauw groter is dan de binnenklauw. Ik schat dat bij negentig procent van de stieren de klauwverdeling niet deugt. En dat terwijl het zeer erfelijk is.” Aan het woord is Dirk Endendijk, voorzitter van het Fries Hollands Rundvee Stamboek.
De veehouder melkt al decennialang Fries-Hollandse koeien en is jarenlang klauwbekapper geweest. „Ik was altijd geïnteresseerd in de fokkerij en vroeg boeren altijd naar de vaders van de koeien die ik bekapte. Dat is ook de reden dat ik zuivere Friese koeien heb. Ik heb in Noord-Holland veel slechte klauwen gezien en heb het daarom bij zuiver Fries gehouden.”
Volgens Endendijk had het MRIJ-ras over het algemeen de beste klauwen. Endendijk noemt de klauwverdeling dusdanig belangrijk, dat volgens hem vrijwel alle klauwproblemen er op terug te voeren zijn. „De lengte van de klauw of de klauwhoek, dat is allemaal onbelangrijk. De problemen vind je altijd onder die grote buitenklauw en bij de voorpoten juist aan de binnenklauw. De ongelijke klauwverdeling is een heel groot en duur erfelijk gebrek.”
Hoogtemaat
Endendijk vindt het niet juist dat de bedrijfsinspecteurs het kenmerk klauwverdeling niet scoren. „De FHRS-inspecteur keurt het kenmerk al twintig jaar”, aldus Endendijk. „Ik heb altijd benadrukt dat je daarop moet letten. Je kunt de klauwverdeling goed zien als koeien voor je uit lopen, maar je moet het wel willen zien. Ik denk overigens dat het beter is dat klauwverzorgers het kenmerk scoren. Inspecteurs hebben sowieso een hekel aan de poten, dat zit allemaal maar in de stront.”
Volgens Endendijk heeft het voortdurend fokken op hoogtemaat slecht uitgepakt voor de klauwverdeling. „De bovenbalk is voor een groot deel hoogtemaat. Scoort een stier goed voor hoogtemaat, dan scoort hij goed voor frame, maar ook voor uiers en benen. Denk maar aan Aldo (aAa: 561423, red.). Die gaf kleine koeien en scoorde slecht voor exterieur. Toch gaf hij prima koeien met uitstekende benen en klauwen.”
„Een stier als Olympic (aAa: 423615, red.) daarentegen is een ramp”, aldus een uitgesproken Endendijk. „Er is een wereld te winnen wat betreft het lopen van koeien.” Dat de klauwverdeling nauwelijks aandacht krijgt, is volgens de FHRS-voorzitter omdat het kenmerk niet ‘sexy’ is. „Bovendien zouden veel ‘goede’ stieren voor de bijl gaan.”
Balans
„Wat wij zien is dat de binnenklauw van de poten de meeste druk ondervindt en daarom het hardste slijt”, aldus aAa-analist Jan Schilder. Hij is net terug van een reis langs de verschillende KI’s in Europa, waar hij samen met zijn Amerikaanse collega Jim Sarbacker stieren analyseerde.
„We zien veel hoge en smalle stieren, alles wordt in dezelfde richting gefokt. Sommige hebben zulke lange botten en zijn zo weinig bespierd, dat ze daardoor kramperig zijn. De dieren staan niet stabiel en zijn eigenlijk constant aan het balanceren, waardoor de spieren constant onder spanning staan en kunnen verkrampen.”
aAa-analisten kijken nooit naar een onderdeel alleen, maar plaatsen het altijd in de context van het volledige skelet. „Als het skelet smal is, dan staat een dier ook smal op de grond. Het dier zal de klauwen naar buiten draaien om balans te zoeken. Problemen als een slechte klauwverdeling komen voort uit constructiefouten in het skelet. Bredere stieren staan stabieler en hebben ook bredere klauwen. Bij brede klauwen ontstaat een even drukverdeling op de klauwzool.”
Kwaliteiten 5 en 6
Net als Endendijk wijst ook Schilder op de overdreven waardering voor hoge, grote dieren. „Een hoog dier komt moeilijker overeind. Het kost eenvoudigweg meer moeite om die lange poten onder het lijf te krijgen. Daardoor hebben ze ook eerder beschadigingen aan botten en klauwen.”
Het gevolg van deze overwaardering is dat het aantal bredere, stabielere stieren in aantal afneemt. „Er ontstaat een gebrek aan de kwaliteiten 5 ‘smooth’ – die zorgt voor breedtematen – en 6 ‘style’, die zorgt voor stevige koten en gesloten klauwen. Daardoor lopen deze koeien meer op de punt van de teen en slijten de klauwen vanaf de tenen af. aAa-ontwikkelaar Bill Weeks noemde dit soort koeien ‘self foot-trimming’, ze bekappen als het ware zichzelf.”
Stieren die ronde en geloten klauwen geven, zijn bijvoorbeeld Kian (aAa: 156432), Paramount (aAa: 651423) en Maniac van de Peul (aAa: 516432). De analist waarschuwt echter dat de verschillende kwaliteiten van het aAa-systeem niet op zichzelf staan. „Het gaat om de relaties en invloeden die alle onderdelen op elkaar hebben.”
Zo zorgt kwaliteit 4 ‘strong’ voor ruimte voor hart en longen en daarmee voor een betere doorbloeding, dus ook van de klauw. „Een stier als O Man (aAa: 435216, red.) geeft daardoor ook bredere en rondere klauwen”, stelt de analist. „Bij onder andere klauwproblemen is het belangrijk jezelf altijd de vraag te stellen welke constructiefout in het skelet er aan ten grondslag ligt.”
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Willem van Laarhoven, Gerrit Hegen, CRV