Het Holstein-ras ‘ver-O-Man-iseert’
Heeft het indexsysteem zijn langste tijd gehad? Je zou het bijna gaan denken als je de Interbull-ranglijst bestudeert. Na de indexdraai van 7 december blijkt dat maar liefst 172 van de tweehonderd hoogste stieren, zonen zijn van O Man. De hele wereld holt achter dezelfde stieren aan - in dit geval zelfs enkelvoud: stier - en iedereen claimt de beste O Man-zoon te hebben, zo blijkt uit de vele advertenties in de diverse fokkerijbladen.
In Nederland is het niet veel anders. Van de hoogste honderd stieren in de lijst zijn er 45 O Man-zonen en van de tweehonderd hoogste genomicsstieren zijn er maar liefst 110 O Man-kleinzonen, waarbij nog alleen slechts de moedersvaders zijn meegerekend.
Vers bloed
Over de hele wereld is de theoretische indexfokkerij de standaard geworden. KI-organisaties nemen hun beslissingen op basis van indexen en het gros van de boeren gebruikt de hoogste indexstieren. De stier O Man zal dan ook een invloed krijgen, die zijn weerga niet kent. Hierin schuilt echter een gevaar.
Als de ‘ver-O-Man-isering’ zich doorzet, zou het zomaar kunnen zijn dat het indexsysteem zichzelf te gronde richt. De inteelt neemt hand over hand toe, een ontwikkeling die vermoedelijk nog wordt versterkt door de invloed van genomics. De zogenaamde ‘bloemetjes buiten het perk’ krijgen geen kans meer.
Een te grote inteelt heeft een negatieve uitwerking op de vitaliteit van het ras, welke alleen kan worden doorbroken door ‘vers bloed’. De zoektocht naar dit verse bloed is al begonnen, zo blijkt uit het feit dat de meest gebruikte stier dit jaar voor het eerst een roodbonte was. Op pagina 39 staan rood- en zwartbont in één tabel, waarbij roodbont is omgerekend naar zwartbont.
‘Zwartbontboeren’ moeten de roodbonten natuurlijk wel op hun werkelijke waarde kunnen beoordelen. Het blijkt dat de populairste stieren van het afgelopen boekjaar, de roodbonte Fidelity met 59.505 eerste inseminaties en de zwartbonte Bertil met 43.996 eerste inseminaties, tot NVI’s komen van respectievelijk 161 en 159.
Encore
Aangezien er tussen zwart- en roodbont eigenlijk alleen nog een kleurverschil is - hoe vaak is een stier als Kian niet gebruikt op zwartbontbedrijven - lijkt het slechts een kwestie van tijd, voordat rood- en zwartbont officieel op dezelfde basis worden gerangschikt.
De volgende stap is het rangschikken van andere rassen op dezelfde basis, iets wat Melkvee Magazine overigens al langere tijd doet. En dan blijkt dat een Brown Swiss-stier als Encore met een NVI van 151 nauwelijks onderdoet voor de populairste rood- en zwartbonten. Volgens de indexberekening geven zijn dochters weliswaar minder melk, maar hebben ze nóg hogere gehalten dan Bertil en Fidelity, stieren die toch bekend staan als echte gehaltenverervers.
Encore heeft op papier weliswaar minder melk, maar is daarnaast ook volledig onverwant aan het Holstein-ras. Het optredende heterosis-effect zou er wel eens voor kunnen zorgen dat zijn dochters bij gebruik op Holsteins helemaal niet minder melk geven. Daarnaast scoort de stier ook nog eens extreem voor laatrijpheid (113), wat betekent dat zijn dochters bij het ouder worden steeds meer gaan produceren.
Melksnelheid
De vergelijking tussen enerzijds Encore en anderzijds Bertil en Fidelity gaat verder. Zo geeft Encore volgens de indexberekening nóg betere benen dan benenspecialist Fidelity en ook de klauwgezondheid is beter dan bij Bertil en Fidelity. Bovendien scoort Encore beter voor de gezondheidskenmerken celgetal en vruchtbaarheid. De kenmerken waar de Brown Swiss-stier het aflegt zijn de uiers en de melksnelheid. Wat het laatste betreft, heeft het ras sowieso al een slechte naam.
Nu komt een lage melksnelheid meer voor bij het Brown Swiss-ras, maar is dit beeld vooral ontstaan door de grote invloed van de stier Etazon Energy in Nederland. Energy scoort met een fokwaarde van slechts 74 extreem negatief voor melksnelheid. Rasgenoot Pronto bewijst met een fokwaarde van maar liefst 108 dat het Brown Swiss-ras ook snelle melkers kan geven. Overigens zonder daarbij negatief te scoren voor celgetal (103).
O Man
Een lage melksnelheid is geen specifiek Brown Swiss-probleem, zo blijkt uit de tabel. Zowel bij Brown Swiss (Etvei: 90), Montbéliarde (Izara: 91), Fleckvieh (Rumba: 91), Scandinavisch Roodbont (Orraryd: 90), als bij (Red) Holstein (Spencer: 89) zijn trage melkers te vinden. Snelle melkers zijn er ook, als naast de genoemde Pronto bijvoorbeeld Fleckvieh-stier Waterberg (111).
Waar extremen bij een optimumkenmerk als melksnelheid bij alle rassen zijn te vinden, zijn er ook kenmerken waar de specifieke rassen in uitblinken als bijvoorbeeld beenwerk (Jersey, Brown Swiss) of bespiering (Fleckvieh, Montbéliarde, MRIJ). De goede gezondheidseigenschappen zijn over het algemeen beter vertegenwoordigd bij de alternatieve rassen. Al is O Man met zijn uitstekende celgetal en vruchtbaarheid, zijn hoge productie én het spiertje extra uiteraard de perfecte ‘kruisling’
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Kathy DeBruin