Met kruislingen 1,8 miljoen kg melk
Aan het voerhek staan de witkoppen met hun brede, bespierde ruggen dicht tegen elkaar aan. Als Henk Schoonvelde ze even later bij het voerhek wegjaagt, blijkt dat de dieren wat betreft hun uiers niet onderdoen voor de gemiddelde Holsteinkoe. Bij de meeste Fleckvieh-kruislingen zijn de uiers eigenlijk opvallend goed. Wat verder opvalt, is de kracht en de souplesse waarmee de dieren zich door de stal bewegen. Ze hebben duidelijk geen moeite zich te handhaven in hun overvolle omgeving.
Vroeg Holsteins
Henk Schoonvelde houdt ongeveer 200 koeien, waarvan 170 aan de melk. Zijn stal telt echter slechts 160 ligboxen, alhoewel er voor de droge koeien wel een groot strohok beschikbaar is. Bovendien kent de stal nog de oude maatvoering. Het oudste deel van de stal is gebouwd in 1970. Hier is in 1980 een stuk tegenaan gebouwd. „Bij de introductie van de melkquotering in 1984 molken we al een miljoen liter melk”, aldus de 37-jarige veehouder.
„Mijn oom Jan Maat uit Giethoorn geldt als een echte Holsteinpionier en hierdoor zijn mijn ouders ook in 1970 al met Holsteins begonnen. Je had toen de gepropte Fries-Hollandse koe, waar de melktypische Holstein goed op paste. Door de kwaliteit van de HF x FH-kruislingen molk het mooi. We zijn destijds hard gegroeid. Mijn vader verkocht namelijk nooit een goede koe.”
Omdat Henks ouders Arend en Janny Schoonvelde al zo vroeg met Holsteins waren begonnen, waren de tweede generatie-kruisingen en de uiteindelijk ‘zuivere’ Holsteins er ook vroeg. En daarmee ook de problemen. „We hadden begin jaren tachtig de eerste koe met slepende melkziekte en wisten niet wat het was. Nu houd je zo’n koe met propyleenglycol in de benen, maar die koe ging dood. Mijn vader herinnerde zich de kwaliteiten van de eerste HF x FH-kruislingen en besloot opnieuw te gaan kruisen, ditmaal met Deense Jerseys. We hielden dit twee jaar vol, maar zijn daar toen mee gestopt vanwege de invoering van de vetquotering.”
Xsires
Omdat de Jersey x Holstein-kruislingen lang bleven lopen in Koekange, besloot Schoonvelde midden jaren negentig zijn veestapel opnieuw in te gaan kruisen, ditmaal met Amerikaanse Jerseys. Henk Schoonvelde wist dat er binnen de European Dairy Farmers boeren met MRIJ x HF-kruislingen waren, die het goed deden. (Schoonvelde was van oudsher bij de LEI-boekhouding en sloot zich later aan bij de EDF, ‘een club met heel verschillende ondernemers, maar wel met een eigen visie’.)
„Ik ben toen met mijn vader naar Karl-Josef Vermöhlen in Duitsland geweest, die eind jaren negentig al goede resultaten haalde met Fleckvieh. De Oostenrijkse stier Rumba kwam door en zo ben ik met Hans Kerkhof naar Oostenrijk geweest. Ik kende Hans van Alta, waar hij destijds werkte, omdat ik de Jersey-stieren voor Alta selecteerde.”
„We haalden het Rumba-sperma in eerste instantie alleen maar voor eigen gebruik, maar door de indrukken die we daar kregen, is uiteindelijk Xsires ontstaan.” Hans Kerkhof en Henk Schoonvelde zijn de eigenaren van de in kruisen gespecialiseerde fokkerijorganisatie Xsires, die inmiddels tien mensen in dienst heeft.
Niet minder melk
Het was aanvankelijk Schoonveldes bedoeling om zijn koeien één keer in te kruisen met Fleckvieh en daarna maar verder te kijken. Doorkruisen naar zuiver Fleckvieh was bij nader inzien geen optie, want dat zou te veel melk kosten. „Overigens geeft de top van de Fleckvieh-stieren niet minder melk dan de veelgebruikte Holsteins”, stelt Schoonvelde.
Een vergelijking tussen de Fleckvieh-topstier Wille en bijvoorbeeld Delta Fidelity onderschrijft Schoonveldes stelling. Waar Fidelity op zwartbontbasis +256 kgmelk realiseert, haalt Wille op zwartbontbasis +298 kgmelk, met -0,13 procent vet en +0,13 procent eiwit.
Schoonvelde importeerde bovendien twintig zuivere Fleckvieh-koeien uit Oostenrijk. „De kruislingen zijn sterker, ze beschikken over meer hardheid”, luidt zijn ervaring. Vanwege de heterosis besloot Schoonvelde dan ook een derde ras te gebruiken. „Noorwegen sprak me heel erg aan. Je moet weten dat het grootste deel van de Scandinavische Roodbont-populatie niet in Zweden, maar in Noorwegen en Finland loopt”, aldus Schoonvelde.
Naast sperma van Oostenrijks Fleckvieh importeert Xsires tegenwoordig sperma van Noorse en Finse Roodbonten en van Zwitserse en Oostenrijkse Brown Swiss-stieren.
Driewegkruising
Waar de meerwaarde van het Fleckvieh met de extra bespiering in de kruising duidelijk is, geldt dat in veel mindere mate voor de Scandinavische Roodbonte. „Er zijn inderdaad meerdere mogelijkheden. Je moet doen wat bij je past”, vindt Schoonvelde. „Ik heb driewegkruisingen met Fleckvieh en Brown Swiss gezien. Dat geeft heel grote koeien.”
„Zelf kies ik voor de middelgrote koe. En die krijg je met Scandinavisch Roodbont. Het zijn spijkerharde dieren met harde botten. Bovendien komen ze als vaars sneller op gang dan de slow starters Fleckvieh en daarom combineren ze goed.” Schoonvelde melkt inmiddels zestig à zeventig driewegkruisingen, welke opvallend uniform zijn. Een deel van de Fleckvieh-kruislingen is echter teruggekruist met Holstein en ook dat zijn volgens de veehouder prima dieren.
„Bij de tweewegkruising heb je nog altijd 66 procent heterosis.” De basis in Koekange is weliswaar de driewegkruising met Holstein x Fleckvieh x Scandinavisch Roodbont, maar Schoonvelde wijkt er ook gerust vanaf. „Ik kijk eerst naar de koe om te bepalen welk ras bij haar het meest nodig is.”
Belgisch Blauw
De eerste Holstein-dochters uit de driewegkruisingen melkt Schoonvelde inmiddels ook. Onder de pinken blijken zich veel dochters van Shogun te bevinden. „Er wordt wel eens gedacht dat wij Holsteins slecht vinden, maar dat is niet zo. Integendeel, het is een uitstekend kruisingsras.”
Op het bedrijf blijkt nog altijd dertig procent zuiver Holstein te zijn. „Maar daar gaat zeventig procent van de antibiotica naar toe. Bij problemen gaan Fleckvieh-kruislingen weliswaar eerder weg omdat ze voor de slacht goed geld opleveren, aan de andere kant hebben ze ook echt meer weerstand en daardoor minder problemen.”
Kruisen met Fleckvieh vormt dan ook de basis op het bedrijf. „Het ras geeft een stuk kracht in de koeien. De vruchtbaarheid verbetert enorm en de transitie ook. Sinds het gebruik van Fleckvieh is de tussenkalftijd teruggelopen van 430 tot 380 dagen. Daarnaast zaten we op 14 procent doodgeboorten en nu nog op 5 à 6 procent. We hebben dus veel meer kalveren en daarnaast wordt de uitval minder. De helft van de inseminaties worden dan ook verricht met Belgische Blauwe stieren.”
Bonus uit omzet en aanwas
„De boodschap die je bij de EDF hoort, is dat het eenvoudiger moet”, stelt Schoonvelde. „Vroeger ging je je bed uit als er een koe moest kalven, maar dat kan tegenwoordig niet meer. Overigens heb ik het gevoel dat het zelfs beter gaat als ik er niet bij ben.” Volgens Schoonvelde hebben de Fleckvieh-kruislingen ook aanmerkelijk minder last van melkziekte dan de zuivere Holsteins.
„Bij de verbranding van spieren ontstaat direct melksuiker. Bij de verbranding van vet gaat het via de lever en dat zorgt voor problemen.” Volgens Schoonvelde is het vererven van meer bespiering dan ook de basis van het succes van de Holstein-stier O Man.
Naast de hoge productie van op dit moment gemiddeld31 kilomelkt met 3,70 procent eiwit, toucheert het bedrijf ook nog een bonus uit de post omzet en aanwas. Nuchtere Fleckvieh-kruislingkalveren blijken voor vijftig à zestig euro extra van de hand te gaan. „We beuren 25.000 euro aan vleesverkoop extra per jaar”, aldus Schoonvelde.
Samen met de lage kosten – Schoonvelde toont de veeartsrekening van januari van slechts 31,30 euro – maakt dat Schoonveldes arbeidsinkomen per VAK het hoogste is van alle EDF-deelnemers. „Het gaat me niet eens zo om het geld, maar vooral ook om minder gedonder te hebben.”
Naar 250 koeien
„We hebben een kritische melkprijs van 20 cent. Dat is één van de redenen dat we nieuw gaan bouwen. We hebben altijd veel in grond geïnvesteerd, maar dat is fiscaal niet aftrekbaar.” In de nieuwe stal komen diepstrooiselboxen en de stal wordt onderkelderd. „We willen alles goed voor elkaar hebben, maar geen overdreven luxe”, aldus Schoonvelde.
Zijn doelstelling is een nieuwe stal met 250 koeien en vier Lely A4-melkrobots, die met anderhalve VAK zou moeten kunnen draaien. „Het doel is om op onze125 hectaregrond 250 koeien te houden, met een productie van10.000 kilomelk, oftewel20.000 kilomelk per hectare.”
Op dit moment helpt Henks 72-jarige vader nog wat mee op de boerderij, evenals de 30-jarige Tiemen Stegeman uit Ruinen. „Tiemen werkt hier twintig uur in de week en werkt de andere twintig uur bij een andere melkveehouder. Hij is een super koeienman, hij weet alles van alle koeien. Hij kent al mijn koeien, maar ook alle koeien van de andere veehouder.”
Vier melkrobots
In relatie tot zijn arbeidsbezetting heeft Schoonvelde nu al veel koeien. De vraag rijst waarom hij nog groter wil groeien. „Ik heb erover gedacht om schaalverkleining toe te passen. Dat betekent wel dat ik dan geen medewerker meer zou kunnen hebben. En omdat we op vakantie gaan ook leuk vinden, is schaalverkleining niet aan de orde”, redeneert de veehouder. „Ik heb het bedrijf altijd samen met mijn vader gedaan. De komende vijftien jaar moet ik het echter ‘alleen’ doen. Dan is mijn zoon twintig en dan zien we wel verder.”
Schoonvelde wilde eerst een buitenmelker in zijn nieuwe stal, maar die bleek duurder dan vier melkrobots. „Wat bij die keuze ook speelt, is dat veel boeren zich vergissen in de fysieke belasting van het melken van veel koeien. Ik heb een paar dagen meegedraaid op een robotbedrijf en ik ben veel positiever dan ik had verwacht. Ik weiger bijvoorbeeld op een dag als 1 januari 250 koeien te melken. Je kunt van je medewerker althans ook niet verwachten dat hij zich op zulke dagen beschikbaar stelt.”
Schoonvelde verwacht daarnaast dat zijn koeien geschikt zullen zijn voor de robot. Ze kunnen tegen een stootje, zijn assertief en als ze niet in het systeem passen, gaan ze alsnog voor een goede slachtprijs weg.
Loonwerk
Henk Schoonvelde is naast zijn werk als melkveehouder gemiddeld twee dagen per week druk met zijn werkzaamheden voor Xsires. „We laten vrijwel alle landwerk door de loonwerker doen. Loonwerk is onze grootste kostenpost, maar het kan met gemak uit.” Een opvallende, wekelijks terugkerende werkzaamheid van de loonwerker is het verwijderen van zand van de kuilbulten.
„We kuilen het gras op een betonplaat in, trekken het plastic erover en laten de loonwerker vervolgens een dikke laag zand op de bovenkant en zijkanten van de kuil deponeren. Het is makkelijk en de kwaliteit van de kuil is sindsdien sterk verbeterd. En het wekelijks verwijderen van een strook zand in de winterperiode, kan op een moment dat het de loonwerker zelf goed uitkomt. Uiteraard moet je hiervoor wel op zandgrond zitten.”
De koeien wordt met de mengwagen een rantsoen van vijftig procent graskuil en vijftig procent snijmaïs verstrekt, aangevuld met graanbostel, tarwesoja en maximaal zes à zeven kilo krachtvoer via krachtvoerautomaten. Schoonvelde voerde zijn koeien jarenlang vanwege het gemak alleen maïs, maar is daar met het oog op de derogatie vanaf gestapt. Weidegang voegt in zijn systeem weinig toe, stelt Schoonvelde. Hij past het dan ook slechts mondjesmaat toe. „Ik doe aan standweiden voor de premie.”
Lage kosten
Schoonvelde zegt altijd tegen lage kosten te hebben geboerd. „Als je daarop focust, kun je met koeien melken veel geld verdienen.” Zijn kruisingsstrategie legt hem daarbij geen windeieren. „Veehouders doen van alles: voordippen, nadippen, elke koe met een schone doek voorbehandelen, een droogstandsrantsoen op maat verstrekken. Als je met Fleckvieh bent gaan inkruisen, luistert dat allemaal niet meer zo nauw. We zijn nu veel meer de baas over welke koeien we afvoeren. Bovendien is het uitstootvee heel ander vee dan uitstootvee van Holstein-bedrijven.”
„Als je Holsteins houdt, blijft je op maximaal zestig à zeventig koeien per man steken. Ik denk dat je met kruislingen zo twintig à dertig procent meer koeien per man aankunt. Je kunt de kruislingen ook harder voeren dan de Holsteins, de koeien kunnen het hebben. Fleckvieh-kruislingen beginnen rustiger en gaan daarom ook wel eens te vroeg weg. Ik heb koeien die stijgen van6.500 kilomelk in de eerste lijst naar12.000 kilomelk in de vierde lijst. Tweede- en derdekalfs Fleckvieh-kruislingen, daar wordt je enthousiast van.”
Bedrijfsgegevens
Henk Schoonvelde (37) houdt met zijn vrouw Ilse (33), die werkzaam is in het onderwijs, zoon Gijs (5) en dochter Fleur (2) een 200 koeien tellende melkveestapel in het Drentse Koekange. Henk is twee dagen in de week druk met Xsires, de fokkerijorganisatie waarvan hij mede-eigenaar is. Op het melkveebedrijf wordt Henk geassisteerd door zijn vader en twintig uur in de week door medewerker Tiemen Stegeman.
80 procent van de paringen op het bedrijf wordt via de driewegkruising Holstein x Fleckvieh x Scandinavisch Roodbont gemaakt (met het oog op het afkalfgemak wordt bij de Holstein-vaarzen de combinatie Holstein x Scandinavisch Roodbont x Fleckvieh gemaakt). Schoonvelde melkt 60 à 70 driewegkruisingen en heeft inmiddels de eerste Holstein-nakomelingen hieruit ook aan de melk.
De stieren die worden gebruikt zijn Danillo (HF), Cricket (HF), Dakota (HF), Wille (Flv), Romario (Flv), Sand (NR) en Braut (NR). Het rollend jaargemiddelde bedraagt9.109 kilomelk met 4,19 procent vet en 3,56 procent eiwit. Het celgetal in de overvolle stal schommelt tussen de 150 en 170. Het vervangingspercentage bedraagt 21 procent. Het quotum bedraagt 1,7 miljoen kilo melk in eigendom. Aanvullend wordt100.000 kilogeleased.
Schoonvelde past mondjesmaat weidegang toe (standweide) en verstrekt zijn koeien een gemengd rantsoen van graskuil en maïs (half om half), graanbostel en tarwesoja, aangevuld met zes tot zeven kilo krachtvoer via de automaat. De veehouder heeft125 hectareland in eigendom en pacht één hectare. Het bouwplan is86 hagrasland (15 hatijdelijk natuur) en34 hasnijmaïs.
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Gerard Burgers