Grashoek klaar voor 1.200 koeien
Hekken rondom de nieuwbouw illustreren de stand van zaken: de bouw van het enorme nieuwe melkstalgebouw ligt stil. Noodgedwongen melken de broers Gerbert en Ralph Engelen nog in de oude driehoek melkstal en maken ze gebruik van stallen, die ze eigenlijk willen slopen. Het grootschalige melkveebedijf bevindt zich dan ook duidelijk in een tussenfase.
De reden blijkt een overheidsmaatregel van enkele jaren geleden. De familie Engelen had een klein quotum met een zeer hoge vetreferentie en wist daardoor onbeperkt melk te leveren tegen een kostprijs van ongeveer 8,5 cent (zie kader). De overheid legde dit ‘vetmelken’ per 1 april 2007 echter aan banden, waardoor de kostprijs per liter melk op het bedrijf enorm steeg.
Eerste BSE-geval
Het fok- en melkveebedrijf ‘Grashoek’ is het laatste decennium hard gegroeid. Maar ook in de jaren ’80 en ’90 gold het al als grootschalig. De broers Bas en Theo Engelen molken op het hoogtepunt een quotum van 1,7 miljoen kilo melk. In 1982 richtten de broers ook hun eigen KI-station op: KI Samen.
„Toen het eerste BSE-geval in Nederland werd geconstateerd, was export niet langer mogelijk en kreeg KI Samen het moeilijk”, aldus Bas’ oudste zoon Gerbert. „We hebben toen drie ton quotum verkocht om het personeel te kunnen blijven betalen, omdat we ervan uitgingen dat de export later wel weer op gang zou komen.”
Omdat zowel de drie zoons van Bas als de zoon van Theo boer wilden worden, is het bedrijf tien jaar geleden gesplitst. „De splitsing is goed verlopen. Het contact is nu ook nog zeer goed”, aldus Gerbert, die met zijn broers Ralph en Bas junior op de oude locatie bleef.
Omdat ze met drie jongens zeven ton quotum hadden, is toen direct quotum bijgekocht. Gerbert werd meteen ook vertegenwoordiger voor KI Samen. Hij en Ralph blijken de echte koeienboeren, terwijl Bas junior meer de trekkerman is.
Teus
Bij de splitsing van het melkveebedrijf is het KI-station volledig in eigendom gekomen van Bas Engelen. De KI en het melkveebedrijf zijn nog altijd vervlochten met elkaar. Zo melkt Gerbert ’s ochtends de koeien en is hij de rest van de dag doorgaans voor de KI actief.
Daarbij wordt zijn rol als vertegenwoordiger steeds kleiner, omdat hij inmiddels ook deel uitmaakt van het management van het bedrijf dat ongeveer zeventig medewerkers op de loonlijst heeft. Samen met Julien Hautvast en Freddy Tetteroo is Gerbert verantwoordelijk voor het aankopen van de stieren. Hij beslist ook mee of een stier later daadwerkelijk wordt ingezet.
Daarbij is het exterieur van de stier zelf ook nadrukkelijk van belang, vertelt Gerbert. „Als het exterieur van de stier goed is, evenals de koefamilie waar hij uit komt, dan ben ik er, los van de fokwaarde, wel voor 95 procent zeker van dat de nakomelingen ook goed zijn”, aldus Gerbert Engelen, die uit ervaring zegt te spreken.
Hij noemt de stier Stouwdamshof Teus, de Titanic-zoon van oud-NRM-kampioen Geertje 289 van Teus van Dijk uit Giessenburg, die een negatieve NVI van -34 scoort. „We melken zelf dochters van Teus. Het exterieur is ernaar dat ze bij het ouder worden erin groeien.”
aAa als leidraad
De combinatie van een KI en een melkveebedrijf heeft volgens Engelen zeer zeker voordelen. Zo kan hij van een koefamilie waarvan moeilijk aan genetica is te komen, embryo’s implanteren in zijn eigen koeien. Een ander voordeel is de praktijktoets, die de stieren van KI Samen ondergaan.
Engelen gebruikt al jarenlang vooral de zogenaamde toekomststieren – stieren van KI Samen die nog geen fokwaarde hebben – op het melkveebedrijf. En dan blijkt dat een hoge verwachtingswaarde daarbij niet doorslaggevend is. „Norwin gebruiken we veel, daar hebben we heel beste pinken van”, verklaart Gerbert. Norwin blijkt Stormin’ Norman als vader te hebben, een stier met een NVI van -114.
Een andere stier met een relatief lage fokwaarden die het op het melkveebedrijf toch goed heeft gedaan, is Glen-Drummond Colombo. Zijn laatrijpe dochter Nordika 5 kwam vorige maand voor het eerst op een keuring en won prompt het kampioenschap bij de senioren in Asten-Heusden.
Een belangrijke reden voor het gebruik van dergelijke stieren vormt het aAa-systeem, waarmee Engelen al achttien jaar werkt. „Bij ons is aAa de leidraad. Ik probeer ook stieren te adviseren op basis van de triple-A-filosofie”, aldus Gerbert.
Praktische Boeren Index
„Gedurende de eerste twintig jaar bracht KI Samen maar enkele fokstieren voort, zoals bijvoorbeeld Victorie en Triosex. Desondanks zijn we gegroeid, omdat we altijd stieren inzetten uit koefamilies met koeien die zich jaar in, jaar uit bewezen hebben op het gebied van vruchtbaarheid en celgetal”, stelt Gerbert.
„Ze hebben het tegenwoordig altijd over de vader, maar de moeder heeft een grotere invloed. Zij heeft er tenslotte negen maanden op gepast”, stelt hij, wijzend op het feit dat bij het berekenen van de genomicsfokwaarden de moedersinvloed niet wordt meegenomen. „In het huidige genomicstijdperk worden jonge stieren zonder dochterinformatie weer ingezet als stiervader, maar dat wordt niks. Uiteraard zul je ook nu weer enkele toevalstreffers hebben, maar dat was in het verleden niet anders. Denk aan stieren als Topspeed Gogo en Corn Redgold.”
„Wat betreft genomics moeten we wel met beide benen op de grond blijven staan. Er zitten vast wat waarheden in, maar het moet in de praktijk nog wel bewezen worden.” Ongemerkt roert Gerbert de slogan van KI Samen aan: ‘de praktijk bewijst ’t’. Hij geeft aan dat zijn KI-organisatie de basis heeft gelegd voor de huidige officiële totaalindex NVI. „De NVI van dit moment is eigenlijk onze Praktische Boeren Index. We hebben de PBI opgesteld met enkele theoretici en practici. Toen bleek dat de stieren waar wij het meest enthousiast over waren, de hoogste PBI hadden, waren wij overtuigd.”
Santana
Terwijl de genomicstechniek door het gros van de KI-organisaties wordt omarmd, blijft KI Samen er als één van de zeer weinigen afwijzend tegenover staan. Is dat misschien omdat ze zelf niet over de techniek beschikken? „Als wij van genomics overtuigd waren, hadden we al lang een organisatie gezocht om mee samen te werken”, aldus Gerbert.
„Mensen geloven hun eigen ogen niet meer. Op een MRIJ-trip naar Duitsland stuitten we per toeval op een Holstein-stier met hoge genomicswaarden. Het dier had de hakken tegen elkaar aan en toch geloofde de veehouder dat de stier voor goede nakomelingen zou zorgen.”
„Genomics is er om een stier direct terugbetaald te krijgen. De techniek is winstgevend voor de KI, want elke stier die ingezet wordt, betaalt zich terug. Wij moeten vier jaar wachten.” Gerbert geeft aan dat het nu nog belangrijker is om stieren te testen uit bloedlijnen die niemand heeft.
„Weggelhorster Santana is een stier die het wat dat betreft goed doet. Met zijn afstamming Zidane x Gentry was hij op basis van genomics nooit gevonden. Hij komt uit een super koefamilie. (De moeder van Santana was tevens de moeder van Dirndel 24 van Haijtink uit Lochem, die ooit de Melkvee Magazine Koeverkiezing won, red.) De eerste zoon van Santana komt binnenkort in quarantaine.”
Pure vroegrijpheid
Engelen geeft aan dat het niet eenvoudig is de gebaande paden te verlaten. „Je kunt wel een stier inzetten uit een koe van 79 punten, die eigenlijk veel meer waard is, maar het punt is dat je zo’n stier niet vermarkt krijgt. Wij laten onze koeien dan ook inschrijven, want we moeten cijfers bij de stieren hebben. Eigenlijk vind ik dat elk dier twee keer zou moeten worden gekeurd. Als vaarzen ook als tweedekalfs of derdekalfs zouden worden gekeurd, konden er wel eens rare dingen gebeuren.”
Gerbert noemt zichzelf geen echte verkoper, maar zegt te kunnen verkopen door veehouders over zijn ervaringen op zijn eigen melkveebedrijf te vertellen. „In 1980 hadden we een economische koe nodig en na 2015 nog steeds. Een koe moet gemakkelijk produceren, dat zal altijd zo blijven.” Engelen ziet daarbij geen rol voor het kruisen van rassen weggelegd.
„Wij hebben met alle rassen ervaring. In de jaren tachtig haalden wij al Zweeds Roodbont naar Nederland. Een Zweedse Roodbonte geeft als vaars8.000 liter, als tweedekalfs 7.800 en als derdekalfs 7.500. Het is pure vroegrijpheid. Montbéliardes slaan je bij het melken gericht, ze hebben zeker niet betere klauwen dan Holsteins en zoals bij alle Alpen-rassen, willen de kalveren alleen maar zuigen.”
„Bij Brown Swiss wordt het beenwerk overgewaardeerd en ze melken langzamer. Jerseys geven celgetalproblemen, zijn gevoelig voor melkziekte en krijgen relatief grote uiers bij het ouder worden. En als we Fleckvieh hadden, waren we al gestopt met boeren”, klinkt het resoluut. „Ten aanzien van zowel kruisen, als genomics denk ik dat het een kwestie van tijd is, voordat boeren zien dat het toch niet is wat ze ervan verwacht hadden.”
Gedwongen krimp
De gebroeders Engelen melken een veestapel van een kleine driehonderd rood- en zwartbonte melkkoeien. Ze molken al eens 430 koeien, maar moesten hun veestapel noodgedwongen inkrimpen. „We hebben ons quotum destijds verkocht en kochten er vetquotum voor terug. Aan die transactie hielden we 600.000 euro over, dat we in de bouw van de nieuwe stal hebben gestoken.”
„Omdat we via de vetcorrectie onbeperkt konden melken, kochten we complete veebeslagen als het vee goedkoop was en verkochten we ze weer als ze duurder waren. We voerden de koeien zelfs om laag vet te produceren, maar daar zijn we op een gegeven moment mee gestopt, omdat we de koeien niet meer kwijt konden.”
„Het voordeel van de vetcorrectieconstructie was dat als we geen melk leverden, we daar ook niet voor hoefden te betalen. Maar misschien hebben we onszelf wel de das omgedaan, door heel open te zijn. Met excursies vertelden we gewoon hoe wij werkten, totdat er een keer een journalist bij was, die het op een internetforum plaatste.”
„Er kwam onrust van en uiteindelijk is de regel er gekomen dat je niet meer dan 25 procent mag overschrijden. Wij betaalden dus van de ene op de andere dag 20 cent superheffing en ons bedrijf was ineens geen geld meer waard.”
Wettelijk juist
„We zijn met de regering in discussie gegaan, maar ons werd medegedeeld dat de quotumprijs fors was gezakt, vergeleken met toen wij het verkocht hadden en dat we dus voor minder geld quotum konden terugkopen. Het probleem was dat we dit geld al hadden geïnvesteerd”, vertelt Gerbert.
Omdat er nog geld op de bouwrekening stond, investeerde Engelen bovendien in een nieuwe melkstal. Hoewel de bouw zo’n anderhalf jaar stilstond, is het de bedoeling dat de koeien er nog voor de bouwvak gemolken gaan worden.
Dat de overheid het vetmelken aan banden legde, noemt Engelen onterecht. „Dit was niet te verwachten. Wat we deden, was wettelijk juist. Als ze iets gecreëerd hebben, wat ze je vervolgens zo afnemen, dan heb je wel een probleem.”
Engelen least inmiddels quotum en kan het, door veel vee te verkopen en de veestapel niet te groot te laten worden, bij de huidige melkprijs goed uitzingen tot het einde van de melkquotering in 2015. Uiteraard had het melkveebedrijf in de moeilijke laatste jaren voordeel van een goed draaiend KI-station. „Maar dat is ook wel eens andersom geweest.”
Megastaldiscussie
Hoewel Engelen inmiddels een vaste afnemer heeft, leverde hij zijn melk jarenlang aan de vrije markt. „De melkprijs was altijd goed, totdat ineens heel veel boeren de spotmarkt op gingen. Spotmelk is melk die over is en die gaten moet vullen. Het probleem was dat de coöperaties melk op de spotmarkt dumpten, waardoor wij op zeker moment ook maar 12 cent beurden.”
Engelen is duidelijk niet bang om risico’s te nemen. „We zijn gaan bouwen zonder vergunning. Legaliseren als het er eenmaal stond, was een gemakkelijker weg dan een vergunning krijgen”, vertelt Gerbert over de huidige stal voor 600 koeien. „De bouw heeft een jaar stilgelegen en toen hebben we toch de vergunning gekregen.”
Het bleek dat de Limburgse stal2950 metervan een Brabants natuurgebied lag, wat minimaal drie kilometer moet zijn. „Na veel heen en weer gepraat heeft de provincie Noord-Brabant beslist dat we moesten salderen. We hadden gelukkig nog een stierenstal in het gebied, die we niet volledig benutten en we hebben nog een varkensstal gesaldeerd.”
Gerbert vreest de megastaldiscussie niet. „Over twee jaar kan die vergeten zijn. We hebben een kijkruimte in het nieuwe melkstalgebouw. Mensen kunnen 24 uur per dag komen kijken.”
1.200 koeien
De koeienstal telt aan één kant van de voergang 365 ligboxen met paardenmest als boxvulling, terwijl er aan de andere kant van de voergang enorme strohokken zijn gemaakt. „Alles is al gebouwd op de mogelijkheid om te verdubbelen. De toekomst moet uitwijzen of dat ook daadwerkelijk gaat gebeuren.” Gerbert Engelen gaat uit van 1.200 koeien, waarvan 100 tot 250 op stro moeten kunnen. „We hebben jarenlang stalletjes bijgebouwd en dat willen we niet meer.”
Hoewel het melkstalgebouw enorm groot is, is de 28-stands visgraat binnenmelker van GEA WestfaliaSurge relatief klein. „We willen met één man melken, die 120 koeien per uur moet kunnen melken. De melkstal lijkt niet heel groot, maar deze moet dan ook rendabel draaien.” Melkrobots waren geen optie. „Op robotbedrijven zie je veel driespenen en onkante uiers.”
„Met robots word je weliswaar flexibeler in je tijd, maar je moet er wel 24 uur per dag zijn. Zeker als er bij een robot zestig koeien lopen. Dan kun je je niet permitteren dat een robot door een storing enkele uren stilstaat. Bovendien is de kostprijs per liter melk met robots 2 tot 3 cent hoger, al is een grote melkstal ook duur.” Gerbert wil na de ingebruikname van de nieuwe melkstal direct driemaal daags melken. „Als je drie keer melkt, komt het minder secuur en kun je het melken gemakkelijker uit handen geven.”
Bedrijfsgegevens
De broers Gerbert, Ralph en Bas jr. Engelen melken in Grashoek (L.) een veestapel van een kleine 300 rood- en zwartbonte koeien. Tegenover het enkele honderden meters verderop gelegen KI-station KI Samen, dat ook in eigendom is van de familie Engelen, is een stal voor 250 stuks jongvee. Daarnaast lopen er 200 stuks bij een opfokker.
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Ingrid Zieverink