WUR-docent Dijkstra: Snijmaïs sleutel voor verlagen ammoniak én methaan
In een webcast uitgezonden door DairyCampus in Leeuwarden vertelt Dijkstra hoe ammoniak en methaan worden gevormd in de koe, en welke voertechnische mogelijkheden er zijn om de uitstuit van de beide emissies te verlagen.
Dijkstra toont aan dat de eiwitbenutting niet los gezien kan worden van het aanbod aan energie in de koe. Daarbij is het type energie van groot belang. Vezels hebben een hele andere werking dan zetmeel, ook al is de voederwaarde gelijk. Zetmeelrantsoenen zorgen voor een hoger melkeiwit en minder stikstof in de urine in vergelijking met vezelrijke rantsoenen (meer graskuil, red.) Vers gras heeft weer een hogere eiwitefficiëntie en lagere ammoniakuitstoot dan ingekuild gras. Tijdens het inkuilproces wordt een deel van het eiwit snel oplosbaar of zelfs ammoniak, wat zorgt voor extra verliezen.
‘Methaan is natuurlijk proces’
Wat methaan betreft vertelt de WUR-docent dat de vorming van methaan een natuurlijk proces is wat juist nodig is om de pens gezond te houden. Bij de vertering van voer worden zuren gevormd en waarbij ook waterstof vrij komt. Dit wordt gebonden met CO2 tot methaan. Wanneer dit proces niet zou plaatsvinden, dan zou het waterstof een negatieve werking hebben op het pensmilieu.
Alleen bij propionzuurvorming vindt geen methaanproductie plaats. Propionzuur wordt met name gevormd door zetmeel. Azijnzuur en boterzuur worden juist gevormd uit structuurrijk voer. Zetmeelrijke rantsoenen hebben daarom een lagere methaanuitstoot dan rantsoenen met ouder gras. Bij een jonge, hoog verteerbare graskuil, neemt de methaanproductie ook af.
Additieven minder zinvol
Dijkstra gaat ook in op het toevoegen van additieven. Daar liggen mogelijkheden om de methaanemissie te verlagen maar lang niet additief is zinvol en de additieven die werken hebben vaak geen of geen geringe invloed op de ammoniakemissie.