Meer eiwit van eigen land door verhogen graslandopbrengst en opname vers gras
De berekening van de zelfvoorzieningsgraad is vrij simpel: de hoeveelheid geoogst eiwit gedeeld door de benodigde hoeveelheid eiwit keer 100 procent. De uitkomst van deze som kan positief worden beïnvloed door de opbrengst van eiwitten te verhogen. Een uitgebreide analyse van de data uit de Kringloopwijzer heeft geleid tot een selectie van vier factoren, die de meeste invloed hebben op de opbrengst: het aandeel grasland; de graslandopbrengst; het aandeel vers gras en de intensiteit van de bedrijfsvoering.
Graslandopbrengst
Grasland is een belangrijke eiwitbron. Meer grasland betekent automatisch meer eiwit. Bij een uitbreiding van het areaal van 10 procent neemt het percentage eiwit van eigen land met 2,5 procent toe. Toch verwachten onderzoekers van de Wageningen Universiteit dat er weinig winst te behalen is op dit punt. Vanwege de derogatie bestaan veel bedrijven al voor minstens uit 80 procent grasland, een fikse uitbreiding van het areaal grasland is dan ook niet te verwachten.
Het verhogen van de graslandopbrengst biedt meer perspectief. Veehouders die er in slagen de droge stofopbrengst met één ton te verhogen, stijgen 4 procent in de zelfvoorzieningsgraad van eiwit. Investeren in een goede grasmat en goed weidemanagement kan zeker rendement opleveren. Voorwaarde is wel dat alle andere parameters, zoals bijvoorbeeld het percentage eiwit in kuilgras gelijk blijft.
Het voorkomen van veld- en inkuilverliezen, door het aandeel vers gras in het rantsoen te verhogen, levert eveneens een flinke toename van de zelfvoorzieningsgraad op. Het met 3 procent verhogen van het aandeel vers gras leidt gemiddeld tot ruim 1 procent meer eiwit van eigen land.
Intensief of extensief
De laatste factor, die veel invloed heeft op de zelfvoorzieningsgraad is de intensiteit van een bedrijf. Een intensief bedrijf is vaak minder zelfvoorzienend dan een extensief bedrijf. Een toename van de intensiteit met vijf ton melk per hectare, verlaagt de zelfvoorzieningsgraad met 9 procent, mits er sprake is van gelijkblijvende omstandigheden. Bij een afname van de intensiteit neemt de zelfvoorzieningsgraad juist toe. Het aanpassen van de intensiteit is echter minder makkelijk dan het aanpakken van de drie eerder genoemde factoren.
Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Ellen Meinen
Bron: Wageningen Livestock Research