2020 was heel droog, maar kende ook zware buien
Het was een grillig jaar. Februari was de natste maand sinds het begin van de metingen. Daarop volgde een voorjaar met extreme droogte. Het grondwaterpeil daalde, de grond werd droger en droger. De maanden april en mei kenden een gemiddelde neerslag van respectievelijk 11 en 15 mm. Ter vergelijking: normaal gesproken ligt dat gemiddelde op 42 mm (april) en 61 mm (mei). De verdamping was groot, mede doordat de zon uitbundig scheen. Eind mei werd voor de tijd van het jaar het grootste neerslagtekort ooit gemeten.
Wateroverlast
Een paar weken later, in juni, ging de droogte over in zware stortbuien, waardoor er zelfs wateroverlast ontstond. Juni werd dan ook een bovengemiddeld natte maand. Met name het zuiden en zuidwesten werd getroffen door deze buien; plaatselijk viel in deze maand bijna 200 mm. Andere gebieden kregen beduidend minder regen of bleef het zelfs onverminderd droog, aldus Weeronline. Door deze regionale zware buien daalde het landelijke neerslagtekort.
Vanaf augustus was er wederom sprake van een tweedeling: terwijl het in het zuidoosten opvallend droog bleef, viel in het noorden en vooral in het westen wel regen. Desondanks bleef het gemiddeld over het land droog. Het neerslagtekort stond eind september op 244 mm. Alleen de jaren 2018 en 1976 kenden hogere neerslagtekorten aan het eind van het groeiseizoen, namelijk 300 en 322 mm.
Verschillen in neerslagtekorten
Ook in de natte oktober bleef het droog in het zuidoosten. Het maandgemiddelde qua neerslag bedroeg 110 mm, waar normaal 83 mm wordt afgetapt. De droogte nam af. In het westen vielen zware buien, met 130 tot 180 mm neerslag, waardoor in die maand sprake was van een klein overschot. Door deze grote regionale neerslagverschillen werden de verschillen in neerslagtekorten verspreid over het land alleen maar groter.
Medio december was er landelijk sprake van een tekort van 123 mm. Daarmee komt 2020 op de zesde plek in de lijst van droogste jaren. Het record staat nog steeds op het jaar 1924.