Welke sensoren zijn bruikbaar om vroegtijdig mastitis op te sporen?
Door de groei van melkveebedrijven en de toename van het aantal robotbedrijven hebben steeds meer bedrijven de beschikking over sensoren. De GD geeft een overzicht van sensoren die gebruikt worden om vroegtijdig mastitis op te sporen en de bruikbaarheid daarvan.
Inline celgetal
Steeds meer robots hebben de mogelijkheid om direct celgetalmetingen te doen. Bij deze inline celgetalmetingen kan per koe, per kwartier een celgetalmeting worden gedaan. Volgens de GD is deze meting over het algemeen betrouwbaar. Door de hoge meetfrequentie krijgt de veehouder veel data. In de praktijk blijkt het lastig om deze data goed in te zetten en is er specifieke kennis nodig. Het advies aan veehouders is om zich hierin goed te laten informeren. Sommige meetsystemen meten het enzym lactaatdehydrogenase (LDH). De GD is ook positief over deze methode als indicator voor het opsporen van mastitis.
Geleidbaarheid
Het meten van de elektrische geleidbaarheid wordt al langere tijd gedaan. Bij de geleidbaarheid wordt het melkzout gemeten. Bij het beschadigen van het uierweefsel kunnen de natrium en chloor van het bloed naar de melk stromen, wat zorgt voor een hoger zoutgehalte in de melk. De geleidbaarheid kan een indicatie zijn van mastitis. Tegelijk wijst de GD erop dat de geleidbaarheid per koe kan afwijken. Koeien met chronische mastitis laten niet altijd een verhoogde geleidbaarheid zien. Ook kan het meten van de elektrische geleidbaarheid worden verstoord door vlokken in de melk of door een plotselinge daling in de melkgift. Daarnaast ziet de GD vaak een tijdelijk verhoogde geleidbaarheid bij koeien met een mislukte aansluiting bij het robotmelken.
Melkproductie en gedrag
Koeien met mastitis produceren meestal minder melk. Maar een koe die minder melk produceert hoeft geen mastitis te hebben. Toch ziet de GD het belang van de melkproductiemeting door deze naast andere mastitissensoren te gebruiken en te bepalen of er sprake is van een uierontsteking.
Op melkveebedrijven zijn steeds meer sensoren te vinden die het gedrag van de koeien volgen. Gedragsafwijkingen kunnen te maken hebben met een uierontsteking. Daarbij zal een koe met een pijnlijk uier minder gaan liggen. Aan de andere kant zal een dier met een acute uierontsteking juist meer blijven liggen. Net als bij de melkproductie kan het gedrag naast andere data gebruikt worden om te bepalen of er sprake is van mastitis. In de praktijk worden koeien die productie- en/of gedragsafwijkingen hebben op een attentielijst geplaatst zodat deze dieren extra in de gaten gehouden kunnen worden.
Kleursensoren
De GD is minder enthousiast over meten van de kleur van de melk om mastitis te bepalen. Dit komt omdat er andere invloeden kunnen zijn die de kleur van de melk beïnvloeding, zoals de samenstelling van het rantsoen. Voor het opsporen van bloed in de melk is de kleursensor wel veelbelovend, meldt de gezondheidsdienst.