Stichting Fokken voor Levensduur wil aanpassingen fokwaardeschatting
De Stichting Fokken voor Levensduur (SFL) is in 2018 opgericht door een aantal melkveehouders en fokkerijadviseurs, met als doel de levensduur van de Nederlandse melkveestapel te verlengen. Zo heeft SFL samen met deze site en vakblad Melkvee al tweemaal een levensduursymposium georganiseerd.
Achterhaalde standaardisering
Sinds september wordt de lactatiewaarde anders berekend, waarbij jonge dieren relatief in het nadeel zijn en oudere dieren in het voordeel. In de oude situatie bleken vaarzen met een hoge lactatiewaarde later vaak tegen te vallen. De oorzaak lag in het gebruik van een achterhaalde standaardisering voor de leeftijd. Door de sterk op productie gerichte fokkerij van de afgelopen decennia, zijn jonge koeien in verhouding veel meer gaan produceren, ze zijn vroegrijp geworden, aldus de SFL. De resulterende overschatting van vaarzen en onderschatting van oudere koeien had invloed op de levensduur.
Hoewel de SFL blij zegt te zijn met de aanpassing van de berekening van de lactatiewaarde, ziet de stichting het slechts als een eerste stap. Zo zou de sterke correlatie tussen laatrijpheid en levensduur ook beter benut moeten worden in de fokwaardeschatting. „Er zit een verschil tussen de laatrijpheid zoals de NVO die berekent en zoals CRV dat doet. Bij de laatrijpheidsberekening volgens CRV scoren stieren met een lage productie te makkelijk een hoge laatrijpheid”, aldus Peter Aalberts van de SFL.
Delta Canvas versus Boss Iron
Een mooi voorbeeld om dat te illustreren, zijn de stieren Delta Canvas en Boss Iron. De eerste was een echte productiestier en de laatste juist niet. Bij beide stieren loopt de Inet van de eerste naar de derde lactatie wat terug. De Canvas-dochters dalen van 249 euro Inet naar 182 euro (-67), die van Boss Iron van -300 naar -355 euro (-55). Hoewel Canvas op een veel hoger niveau acteert, laten ze een vergelijkbare daling zien. Boss Iron krijgt echter een fokwaarde laatrijpheid (volgens CRV) van 102, terwijl Canvas tot een laatrijpheid van 94 komt. De reden is dat CRV, in tegenstelling tot de NVO, met een verhouding werkt, die ervan uitgaat dat de dieren in de derde lactatie 1,3 keer beter presteren dan in de eerste.
Sinds enkele jaren zijn er fokwaarden voor vijf lactaties, terwijl er bij de fokwaardeschatting slechts van de eerste drie gebruik wordt gemaakt. Zo ook bij het berekenen van de laatrijpheid, welke gaat over de stijging of daling van de productie-index van de eerste naar de derde lactatie. „Het zou nuttig zijn om daar de vierde en de vijfde lactatie ook bij te betrekken. Het blijkt dat dat van invloed is op de levensduur”, aldus Aalberts. Een nadeel is dat het lang duurt voordat een stier voldoende dochters met informatie van de vijfde lactatie heeft, maar dan is de betrouwbaarheid van jongere stieren gewoon wat lager, oordeelt de Batenburg-fokker.
Basisaanpassing voor hoogtemaat
Een ander belangrijk kengetal dat sterk van invloed is op de levensduur, is de hoogtemaat. „We hebben ook naar de voorhand gekeken, maar die blijkt weinig te doen. Maar de hoogtemaat des te meer.” Aalberts wijst er ook op dat er in april weer een basisaanpassing is geweest, waarbij de fokwaarde hoogtemaat met 2 punten is ‘gecorrigeerd’. „Dat betekent dat stieren die vóór april een fokwaarde hoogtemaat van 107 vererfden, bij veehouders die een harde bovengrens van 105 hanteerden, eerst buiten de boot vielen. Nu zitten diezelfde stieren er wel weer bij.” De SFL gaat zich de komende tijd bezig houden met het in haar optiek optimaliseren van de fokwaardeschatting voor levensduur.
Tekst: Anne Hiemstra
Beeld: Gerard Burgers