Broeikasgasemissie afhankelijk van vele factoren
Veertig procent van de methaanemissie wordt veroorzaakt door pensfermentatie. Op de Koeien & Kansen-bedrijven varieert de methaanemissie door pensfermentatie tussen de 440 en 580 kg CO2-equivalenten per ton meetmelk. Een energierijk rantsoen gecombineerd met een hoge melkproductie en een lage jongveebezetting, leidt de hoogste voerefficiëntie en de laagste methaanemissie.
Weidegang heeft positieve invloed
De emissie van methaan en lachgas uit de mestopslag kan positief worden beïnvloed door een hoge voerefficiëntie, een optimaal gebruik van stikstof en een lage jongveebezetting. Het toepassen van weidegang vertaalt zich direct in een lagere methaanemissie, omdat dit leidt tot minder mest in de opslag. Het gebruik van vezelrijk ruwvoer met een lage energie-inhoud daarentegen leidt tot extra emissie uit de mestopslag. De mest van deze koeien bevat meer onverteerde plantenresten, waardoor methaanuitstoot van de mest toeneemt. De broeikasgasemissie uit mestopslag lag tussen de 110 en 170 kg CO2-equivalenten per ton meetmelk.
De hoogte van de lachgasemissie bij het produceren van voer is afhankelijk van de hoeveelheid bemesting en het gebruik van diesel bij het bewerken van het land en het voeren van het vee. Het verschil tussen het bedrijf met de laagste en hoogste uitstoot is groot. Het bedrijf met de beste score, 45 kilogramCO2-equivalentenper ton meetmelk, boert intensief met beweiding, waardoor de bemesting per 1000 kilogram meetmelk laag is. Daarbij leidt de intensieve bedrijfsvoering ook nog eens tot een lagere ruwvoeroogst. Dit alles leidt tot een laag dieselverbruik voor het bemesten, het oogsten en het voeren van het zelf gewonnen voer. Voor boeren op veengrond leidt de omzetting van organisch materiaal in de bodem juist tot een hoge uitstoot van lachgas, 300 kilogram CO2-equivalenten per ton meetmelk. De grondsoort is echter een gegeven, waar de boer weinig invloed op uit kan oefenen.
Aanvoerbronnen leveren indirecte bijdrage aan emissie
De uitstoot van broeikasgassen uit aanvoerbronnen vindt niet direct op het bedrijf plaats, maar wordt indirect aan een bedrijf toegerekend. De meest voorkomende aanvoerbronnen op een melkveebedrijf zijn energie, water, ruwvoer, krachtvoer en kunstmest. In 2019 lag de emissie uit aanvoerbronnen 9 procent hoger dan in 2018. Het ruwvoertekort als gevolg van de droogte kon vaak niet worden aangevuld uit de eigen ruwvoervoorraad, wat leidde tot extra aankopen van krachtvoer en maïs. Ook hier zien we grote verschillen tussen de laagste en de hoogste emissie. Het bedrijf met de laagste emissie, 240 kilogram CO2-equivalenten per ton meetmelk, teelt zijn eigen krachtvoer en krachtvoervervangers waardoor de emissie van broeikasgassen via de aanvoer van krachtvoer zeer laag is. Op het bedrijf met de hoogste uitstoot, 750 kilogram CO2-equivalenten per ton meetmelk is daarentegen meer dan gemiddeld krachtvoer aangevoerd en is de veestapel uitgebreid met 31 melkkoeien.
De behaalde resultaten van de Koeien & Kansen-bedrijven maken duidelijk dat specifieke aanvoerposten van grote invloed kunnen zijn op de uitstoot van broeikasgassen. Ondernemers die er in slagen op verschillende fronten de broeikasgasemissie terug te dringen, realiseren uiteindelijk de laagste emissie per bedrijf.
Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Ruth van Schriek
Bron: Verantwoorde Veehouderij