Levensproductie stijgt naar recordhoogte
Het gemiddelde is gebaseerd op ruim 240.000 dieren. Zij hadden op het moment van afvoeren 3,6 keer gekalfd (2019: 3,4 kalvingen). De Nederlandse melkveehouders hebben de afgelopen twee decennia een behoorlijke stap voorwaarts gemaakt. In het jaar 2000 lag de gemiddelde productie op het moment van afvoer nog zo'n tienduizend kilo lager, en had een koe gemiddeld 3,1 keer gekalfd. De prestaties van de Nederlandse koeien verbeteren vrijwel elk jaar. Echter nooit eerder werd er een dermate forse vooruitgang geboekt als het afgelopen jaar, met een productiestijging van 2.500 kilo melk.
Hogere melkgift
De hogere levensproductie bij afvoer is deels te danken aan een gestegen gemiddelde melkgift: die ging met 200 gram omhoog naar 28,7 kilo melk per dag. Daarnaast blijven de koeien langer lopen: de dagen levensduur stegen van 2.052 in 2019 naar 2.132 in 2020, een verschil van 80 dagen. Dat komt nagenoeg overeen met het gestegen aantal melkdagen: dat ging van 1.108 naar 1.183.
Al met al ging de levensproductie per koe omhoog van 31.553 kilo melk naar 34.000 kilo melk. De hoeveelheid vet en eiwit steeg met 200 kilo naar 2.691 kilo.
Stijging voor alle rassen
De productiestijging is bij bijna alle rassen terug te zien, volgens CRV. De melkproductie van zwartbonte holsteinkoeien steeg van 10.522 naar 10.688 kilo melk, met 4,34 procent vet en 3,56 procent eiwit in 358 productiedagen. Dat mondt uit in een economisch jaarresultaat (EJR) van 2.153 euro per koe.
De roodbonte holsteins produceerden gemiddeld wat minder kilo’s melk dan de zwartbonte, maar wel met duidelijk hogere gehalten. De melkproductie van deze groep koeien steeg naar 9.838 kilo melk met 4,54 procent vet en 3,67 procent eiwit, en een EJR van 2.056 euro per koe per jaar.