PBL-briefing laat vooral standpunten politieke partijen zien
In mei van dit jaar bracht het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) het rapport ‘Kansrijk landbouw- en voedselbeleid’ uit. Dit rapport, onderdeel van een serie rapporten over verschillende beleidsterreinen, bekijkt de effecten van bijna 30 mogelijke politieke keuzes, en is bedoeld als hulp voor politieke partijen bij het opstellen van hun verkiezingsprogramma’s.
Verdeeld over vier thema’s (gezond en duurzaam voedsel, het sluiten van kringlopen, landbouw en natuur in balans en tenslotte een duurzaam verdienvermogen van de landbouw) hebben de wetenschappers de gevolgen van maatregelen als het reguleren van voedselreclames, de vernatting van veenweidegebieden en het nemen van crisis- en risicomaatregelen voor de landbouw onder de loep genomen.
‘Laaghangend fruit’
‘Andere Kansrijk-studies kijken vooral naar de effectiviteit van denkbare beleidsinstrumenten’, stelt het rapport. Maar bij de landbouw werkt deze aanpak niet; het ‘laaghangend fruit’, maatregelen die op alle aspecten een positieve impact hebben, zijn er niet meer. Elke maatregel die wordt genomen, heeft positieve en negatieve effecten. Om een heet hangijzer te nemen, het laten krimpen van de veestapel via opkoopregelingen leidt tot verlaging van de landbouwemissies en tot een beter verdienvermogen van de overblijvende boeren, maar ook tot hoge kosten van de overheid en omzetdalingen van de toeleverende en afnemende bedrijven in de keten. ‘Dit rapport levert dus geen ‘stip op de horizon’ op, in de zin van één optimaal ‘kansrijk’ maatregelenpakket waarvoor ook nog eens breed draagvlak bestaat’, concludeert het Planbureau. Daarmee wordt elke keuze voor een maatregel een afweging van belangen, en komt die dus in het politieke terrein te liggen.
Briefing
Donderdagochtend gaven de opstellers van het rapport, tijdens een zogenaamde ‘technische briefing’, toelichting op het rapport. Maar de vragen die de Kamerleden stelden, lieten vooral zien voor welke politieke keuzes hun partijen staan. Frank Wassenberg (PvdD) wilde weten wat de effecten zouden zijn van het niet verhandelbaar maken van de productierechten van stoppende bedrijven, Laura Bromet (GroenLinks) welke combinatie van maatregelen zou leiden tot een systeemverandering in de landbouw. Arne Weverling (VVD vroeg hoe de biotechnologie en technologische oplossingen gestimuleerd kunnen worden, Tjeerd de Groot (D66) welke maatregelen de meeste impact hebben voor stikstof en klimaat.
Daarmee leek de briefing zijn doel voorbij te zijn geschoten; in plaats van dat de Kamer verder werd geïnformeerd over de gevolgen van de te maken keuzes, konden ze vooral bevestigd worden in het eigen gelijk. „Het rapport is vooral een mooie opsomming van de mogelijkheden”, stelde Kamerlid William Moorlag (PvdA) na afloop, „maar het bevatte niets dat wij, de leden van de landbouwcommissie in de Tweede Kamer, nog niet wisten. En ik geloof niet dat deze briefing bij ook maar een partij tot een verandering van de standpunten heeft geleid.”