Veehouderij paragraaf in Milieudefensie rapport kent weinig realisme
Elk idee om de wereld duurzamer en milieuvriendelijker te maken, kan op sympathie rekenen. De plannenmakers streven immers naar een betere wereld en wie kan daar op tegen zijn. Maar na de eerste reactie van goedkeuring volgt veelal de kritische blik. Wie het CE Delft Milieudefensierapport ‘Voorstellen voor de Klimaateconomie’ doorspit, stuit al snel op veel hiaten en onbeantwoorde vragen in de landbouwparagraaf.
Kort gesteld wil Milieudefensie dat er een Landbouwtransitiefonds komt dat bestaat uit een scenario waarin wordt ingezet op warme sanering van meer dan 60 procent van de huidige veehouderij, grondgebonden kringlooplandbouw voor melkveehouderij en de varkenshouderij op 90 procent van het huidige landbouwgrondareaal. De inkrimping van de veestapel: runderen (vlees en melk), geiten en schapen met 61 procent, varkens met 82 procent en pluimvee met 73 procent. Alle veehouderij wordt ook biologisch en de landbouw moet een kringlooplandbouw worden. Dit doel moet in 2030 bereikt worden.
Vleestaks en extra vermogensbelasting
Om de transitie te maken, krijgen veehouders in de plannen van Milieudefensie jaarlijks een potje met geld van 2,3 miljard euro; vooral gefinancierd door een vleestaks en extra vermogensbelasting. De vleestaks komt er op neer dat rundvlees 5,70 euro per kilogram duurder wordt (consumentenprijs), varkensvlees 4,50 euro en kippenvlees 2 euro. Lager inkomens mogen rekenen op een sociaal sympathieke financiële compensatie. Daarnaast pleit de organisatie ook voor btw-vermindering op fruit en groente. Deze twee voorstellen moeten de verandering in dieet stimuleren en deels de kosten van de hervorming bekostigen.
De winst is volgens Milieudefensie een reductie van 16,2 Mton CO2 equivalenten, 80,4 kton ammoniak minder, 23,9 Kton NOx en 4,4 Kton fijnstof (PM10). Tel daar bij ook nog eens de positieve effecten van biologische landbouw op, minder middelengebruik en meer dierenwelzijn, en het plan lijkt een utopische stip aan de horizon te zijn.
Geen literatuurlijst
Maar helaas voor Milieudefensie blijft de stip utopisch en meer gestoeld op idealisme en te weinig op realisme. Verschillende deskundigen van de Wageningen Universiteit uiten hun kritiek. Ten eerste heeft het rapport geen verifieerbare onderbouwing, zo stelt universitair hoofddocent aan de Wageningen universiteit, Jan Dijkstra.
(Tekst gaat verder onder de tweet)
Hij had het rapport gelezen, dat slechts 15 pagina’s telt, maar kon geen verwijzingen en literatuurlijsten vinden. Een google zoektocht boekte ook weinig resultaat; behoudens CE Delft en Ecorys rapporten die nauwelijks relevante informatie opleverden om de berekeningen van het Milieudefensierapport te verifiëren. „Een serieus onderwerp - verlaging stikstofdepositie - vraagt een gedegen en transparante onderbouwing, zonder oeverloze zoektochten naar essentiële aannames, berekeningen, model achtergronden, etc.”, twittert Dijkstra.
Ook veehouderij en klimaatspecialist Theun Vellinga (WUR) plaatst kritische kanttekeningen in het Nederlands Dagblad: „Milieudefensie begint eigenlijk aan de verkeerde kant. Ze doen eerst een voorstel, wat ik gezien de waarden waar zij voor staan best kan begrijpen, en laten dit dan doorrekenen. Maar wanneer je op voorhand een forse krimp van de veestapel voorstelt, is het logisch dat de emissies dalen.” Volgens Vellinga kun je het beter andersom doen. „Stel eerst een doel en ga dan kijken wat er moet gebeuren. Wellicht zal de veestapel moeten krimpen. Maar een deel van de emissiedaling kun je bijvoorbeeld ook mogelijk maken door betere stallen.”
Biologisch loslaten
Diezelfde mening is landbouweconoom Petra Berkhout van de Wageningse universiteit toegedaan. Tegen BNR Radio zegt ze: „Ik ben het niet eens met de strekking van het rapport. De denkfout is dat ze Nederland als een eiland zien. Verder willen ze toe naar een biologische veehouderij in Nederland en dan veronderstellen ze dat er een enorme toename zal zijn naar de vraag van biologisch vlees in Nederland en dat er dan geen import van ander vlees zal zijn. Er wordt al dertig jaar geprobeerd om biologisch van de grond te krijgen. Dat lukt moeizaam, omdat er geen vraag is. Dat ga je niet zomaar met dit plan veranderen. ”
En 60 procent krimp van de veestapel is volgens Berkhout ook niet nodig om de stikstofdruk te verminderen, want er zijn technische oplossingen mogelijk. „We moeten loslaten dat alles biologisch moet. Er zijn voldoende mogelijkheden om de landbouw duurzamer te maken. De neiging bestaat daarnaast om te vinden dat de landbouw geen enkel effect mag hebben. Er is altijd een effect, maar we moeten dit zo minimaal mogelijk maken.” Berkhout heeft ook haar bedenken bij kringlooplandbouw. Dit kan alleen als Nederland autarkisch (onafhankelijk en zelfvoorzienend) is. Dat betekent geen import en dus ook geen producten als cacao, fruit, broodgranen, koffie.
Meer grond nodig
Hoewel het lastig is om de onderbouwing van de berekeningen te verifiëren, heeft het rapport zelfs als de doorberekening klopt, nog steeds leemten. Zo wordt alleen gekeken naar de veehouderij, maar als de Nederlandse veehouderij biologisch moet worden dan moet een groot deel van de Nederlandse landbouwgrond ook biologisch zijn; evenals de akkerbouw. Dat betekent minimaal een opbrengstenderving van 20 procent, terwijl Nederland in haar huidige voedselconsumptie al afhankelijk van import is. De landgebruikvoetafdruk kan verlaagd worden door een ander menu met minder vlees, maar dan nog is er voor biologisch meer grond nodig om dezelfde opbrengst te genereren.
Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving heeft de gemiddelde Nederlander op dit moment 1.805 vierkant meter nodig voor zijn huidige voedselconsumptie. Wanneer alles 100 procent biologisch wordt, is er 2.725 vierkante meter nodig. Verandering van menu zal de voetafdruk verlagen, maar het verschil tussen ‘duurzaam gangbaar’ en biologisch blijft nog steeds groot. In feite komt het er op neer dat we meer landbouwgrond nodig hebben; zeker als we ook nog eens de kringlooplandbouw willen doorvoeren. Dat heeft tot gevolg dat er minder ruimte is voor natuur, terwijl Milieudefensie heel graag 10 procent bos wil aanplanten. Het kan ook de voedselzekerheid in Nederland in de toekomst ondermijnen. Vanwege de wereldwijde bevolkingsgroei en de groeiende vraag naar voedsel, moeten we juist meer voedsel produceren en met deze plannen of 100 procent biologisch worden de opbrengst per hectare minder.
Mestprobleemtekort
Maar er is nog een probleem waar het rapport niet op ingaat, want 60 procent vermindering van de veestapel is ook 60 procent vermindering van dierlijke mest. Op dit moment wordt driekwart van de mest met strenge mestnormen op eigen land toegepast, een vijfde deel gaat naar andere landbouwbedrijven en ongeveer 7 procent wordt afgezet naar bedrijven die mest verwerken voor de afzet buiten Nederland of naar mestbewerkingsinstallaties.
Door de plannen van Milieudefensie ontstaat er een ernstig tekort aan dierlijke mest. Dat betekent meer gebruik van kunstmest, terwijl de inzet in de kringlooplandbouw juist minder kunstmest is. In de biologische landbouw is kunstmest bovendien niet toegestaan, waardoor de opbrengsten verder zakken. Een onhoudbare situatie dus, zoals Henk Breman al beschreef in zijn Lessen van Drentse Essen (Centripetal concentration). Elk gesloten landbouwsysteem zal zichzelf vroeg of laat uitmergelen ofwel de bodem uitputten. Met groenbemesters of organische biomassa als bemestingsstof (zonder import van biomassa) gaat het ook niet lukken.
Veel minder werkgelegenheid
Wanneer Nederland een biologische kringlooplandbouw met 60 procent minder vee nastreeft, zal vooral de varkenshouderij (en in minder mate de pluimveehouderij) het zeer zwaar krijgen. Een krimp van 73 tot 82 procent zullen deze sectoren waarschijnlijk niet overleven. Wellicht dat dit het daadwerkelijk doel is van Milieudefensie. Het plan zal daardoor een geweldige impact hebben de werkgelegenheid. Milieudefensie/CE Delft berekent dat er zo’n 7.300 banen verloren gaan, maar ze hebben de agrofoodindustrie niet meegeteld. Met een krimp van 82 procent is er geen plek meer voor varkensslachterijen. Die werkplaatsen verdwijnen. Als de pluimveehouderij 73 procent krimpt, heeft dit ook impact op de eier- en vleesverwerkende bedrijven. En als de melkveehouderij ook 61 procent moet krimpen dan zal de zuivelsector ook drastisch moeten krimpen.
De enorme financiële gevolgen voor en de krimp van werkgelegenheid in de voedselverwerkende industrie worden in het rapport niet beschreven en zelfs genegeerd. Het kan dat de plannen van Milieudefensie nog meer negatieve gevolgen hebben die nog niet te overzien zijn. Het mag in ieder geval duidelijk zijn dat de ‘wensvisie’ slecht onderbouwd en doorgedacht is. Het heeft te weinig realisme en is net zo vaag als de kringloopplannen van minister Schouten. Bovendien is de Nederlandse landbouw de enige sector in ons land die klimaatdoelstellingen van Urgenda heeft bereikt en ook in 2030 zal bereiken; ook heeft de landbouw laten zien dat ze werk kan maken van ammoniak en fijnstof. Het plan is niet eens nodig.
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Milieudefensie
Bronnen: Milieudefensie, BNR Nieuwsradio, Nederlands Dagblad