Ruitzaai levert meer opbrengst in droge jaren
Dit blijkt uit vierjarig onderzoek binnen het PPS-project Ruwvoer en Bodem. De teeltmethoden werden steeds op dezelfde locatie aangelegd. Bij standaard zaai en ruitzaai werd 1 tot 3 dagen voor het ploegen de drijfmest toegediend met bouwlandinjecteur. De drijfmestrijenbemesting werd 1 tot 7 dagen uitgevoerd na het ploegen. Bij ruitzaai werden de maïszaden in ruitverband gezaaid bij een rijafstand van 37,5 centimeter zodat de afstand tussen de maïsplanten in alle richtingen praktisch gelijk is. Bij standaardzaai en drijfmestrijenbemesting werd de maïs gezaaid met een normale rijafstand van 75 centimeter.
Ruitzaai
In 2016 en 2017 lag de totale droge stofopbrengst van standaard zaai en ruitzaai nagenoeg gelijk. In 2018 en 2019 leverde ruitzaai meer opbrengst op. Over vier jaar lag de gemiddelde opbrengst bij ruitzaai op 21.317 kilo droge stof per hectare tegenover 20.865 bij standaard zaai. De VEM-opbrengst is respectievelijk 21.355 en 20.908 VEM per hectare. Bij standaard zaai lag de zetmeelopbrengst een fractie hoger; 7.881 kilo per hectare tegenover 7.838 kilo zetmeel bij ruitzaai.
Drijfmest in de rij
De opbrengst bij drijfmest in de rij lag in zowel 2016, 2018 en 2019 lager dan de andere twee teeltvarianten. Gemiddeld leverde de maïs drijfmest in de rij 20.338 kilo droge stof, 20.308 VEM en 7.514 kilo zetmeel per hectare.
De proef werd in 2016 opgezet door Wageningen UR en een aantal publieke en private partijen. Vier jaar lang worden de beide teeltsystemen vergeleken met gangbaar maïs zaaien. De drie teeltmethoden worden vergeleken bij twee rastypen (open en dicht), twee plantdichtheden (80.000 en 110.000 planten per hectare) en twee stikstofbemestingsniveaus (155 en 100 kilogram werkzame N per hectare). Naast droge stof- en stikstofopbrengst, wordt ook gekeken naar de wortelontwikkeling.