Melganzevoet verrassende oorzaak sterfte jongvee
Lam ontving van een veehouder een melding over een drachtige pink met acute zenuwverschijnsel, die dezelfde dag nog overleed. Nadat binnen drie dagen nog zeven dieren overlijden vraagt Lam de veehouder één dier voor sectie in te sturen. De diagnose CCN in combinatie met een kopertekort zegt niets over de oorzaak van het ontstaan van de ziekte. Toxicoloog Deon van der Merwe gaat op verder onderzoek uit.
Ruwvoer als bron
Op het bedrijf waar de dieren overleden staan twee stallen waar het vee hetzelfde water, hetzelfde krachtvoer, maar verschillende ruwvoer krijgen. Botanisch onderzoek toont aan dat het kuilvoer, bij de stal waar de problemen zich voordoen, veel melganzevoet bevat. Een verdere analyse van het kuilvoer maakt duidelijk dat CCN het gevolg was van een zwavelvergiftiging. Een hoog zwavelgehalte remt de opname van koper in het darmkanaal. Het is de eerste keer dat in Nederland een zwavelvergiftiging wordt aangewezen als de oorzaak van CCN.
Melganzevoet meestal niet schadelijk
De toxicoloog legt een verband tussen de hoge concentratie zwavel en het grote aandeel melganzevoet in het kuilvoer. Melganzevoet is onder normale omstandigheden niet schadelijk voor dieren en kan zelfs van toegevoegde waarde zijn op het rantsoen. Onder specifieke omstandigheden, met veel biologisch beschikbare zwavel kan de plant zwavel stapelen. Het gebruikte kuilgras was afkomstig uit een natuurgebied waar op één specifieke natte plek veel melganzevoet groeiden. Naar aanleiding van dit geval adviseert Lam veehouders, om altijd een analyse te laten maken van het kuilvoer. „Weet wat je voert en wat de samenstelling van je ruwvoer is. Stel aan de hand van de kuilanalyses een gebalanceerd rantsoen samen.”
Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Ruth van Schriek
Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren