Aantal derogatiebedrijven neemt af, areaal landbouwgrond in derogatie neemt toe
Het aantal deelnemende bedrijven ligt in 2019 1,4 procent lager dan in 2018. Deze dalende trend is in 2016 ingezet. Het landbouwareaal dat binnen de regeling valt, vertoont daarentegen wel een toename van 4,3 procent. Dit komt neer op 33.000 hectare extra landbouwgrond. Het percentage blijvend grasland is al jaren stabiel op 88 procent.
Van de deelnemende bedrijven zijn de meeste gevestigd in Friesland en Zuid-Holland en dan met name in het Groene Hart. De minste aanvragen voor derogatie komen uit Zeeland, Limburg en de Flevoland.
Voorwaarden Europese Unie
De EU heeft in de derogatiebeschikking van 2018 de aanvullende voorwaarde gesteld dat Nederland een strategie opstelt voor de versterkte handhaving van het mestbeleid. In deze strategie staat dat vijf procent van de derogatiebedrijven fysiek wordt gecontroleerd. Door de komst van COVID-19 en de daarbij behorende beperkende maatregelen is de vijf procent op 0,1 procent niet gerealiseerd.
Administratieve en fysieke controle
Bij de administratieve controles voldeed 0,5 procent van de bedrijven niet aan de voorwaarden voor derogatie. De meest voorkomende overtreding was het niet voldoen aan de voorwaarde van 80 procent blijvend grasland. Na het herstellen van gegevens en het uitvoeren van verder onderzoek voldeed 58 procent van de bedrijven alsnog aan de gestelde voorwaarden.
Bij de fysieke controles voldeed 15 procent niet aan de voorwaarden voor derogatie. In de meeste gevallen ontbraken het bemestingsplan, de grondmonster of een combinatie van beiden.
Na een herstelperiode voor zowel de administratieve als de fysieke onvolkomenheden voldeed uiteindelijk 99,8 procent van alle bedrijven aan voor derogatie gestelde eisen.
Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Susan Rexwinkel
Bron: Ministerie van Landbouw