Column: Voermaatregel is ‘prestatie’ van formaat
Iedereen wist dat de eiwitbeperkende voermaatregel er aan zat te komen. Maar dat de maatregel zo slecht is uitgewerkt, had niemand kunnen bedenken. Het venijn zit hem erin dat ook losse grondstoffen worden getroffen. Enkelvoudig soja- en raapschroot in de ban dus.
Juridische houdbaarheid boven doel
Het doel van de maatregel is de ammoniakuitstoot te verlagen. En ja, een lager ruw eiwit in het rantsoen zal bij gelijkblijvende productie waarschijnlijk ook tot een lagere ammoniakuitstoot leiden. Dit hebben ze uiteraard ook hij het ministerie opgevangen. Het Landbouw Collectief kwam zelf ook met dit voorstel, mits het op rantsoenniveau gebeurt en veehouders keuzevrijheid hebben. Aan dat laatste hebben ze op het ministerie geen boodschap, zo lijkt het. Het eiwit kan volgens de sector omlaag, dus daar moest zo snel mogelijk beleid op komen. Dat beleid moest vervolgens als eerste juridisch houdbaar zijn. Hoe de maatregel verder uitpakt, lijkt ze op het ministerie niet te interesseren. Want dat deze maatregel de ammoniakuitstoot niet beperkt en tegelijk financieel nadelig uitpakt voor de boer, staat als een paal boven water. We horen nu al veehouders die extra willen bemesten en lichtere sneden maaien om het ruw eiwit in het gras omhoog te krijgen. En dat is juist het type eiwit dat de koe het slechtst kan benutten.
Krachtvoergift omhoog
Dat het ruw eiwitgehalte in de productiebrok wordt beperkt, is niet het grootste probleem. Die 164 tot 193 gram ruw eiwit is in een gangbare productiebrok is veelal toereikend. Maar dat veehouders in het basisrantsoen niet meer kunnen finetunen met sojaschroot, raapschroot of een eiwitrijk mengsel, zal er eerder voor zorgen dat het aandeel eiwit in de productiebrok nu juist omhoog gaat en/of dat er meer krachtvoer wordt gevoerd. Er is namelijk geen limiet aan het ruw eiwit dat je voert in het totale ransoen. Het gaat om het maximale ruw eiwitgehalte in krachtvoer.
Veehouders kunnen eventueel nog soja in een mengsel bijvoeren, mits er tegelijk een grondstof met laag eiwit tegenover staat. Bijvoorbeeld maïsmeel. Het totale eiwitgehalte in het rantsoen op peil houden gaat dan nog wel. Maar je kunt niet of nauwelijks meer sturen. Juist het sturen op de omstandigheden zorgt voor een efficiëntere eiwitbenutting en beperkt tegelijkertijd de krachtvoergift. Waar je in normale omstandigheden met bijvoorbeeld een halve kilo soja meer of minder heel effectief kunt sturen, is nu twee tot drie keer zoveel nodig van een voedermiddel met een beperktere hoeveelheid eiwit.
Vervetting en slepende melkziekte
Meer eiwit in de productiebrok betekent ook een onbalans tussen nieuwmelkte koeien die meer brok krijgen en oudmelkte koeien die minder brok krijgen. Gevolg is te veel eiwit naar nieuwmelkte koeien of te weinig eiwit naar oudmelkte koeien. Gezondheidsproblemen als vervetting en slepende melkziekte liggen op de loer. En zo zijn er nog wel meer nadelen te bedenken. De gevolgen kunnen wel eens veel groter zijn dan de ‘slechts’ vier maanden die deze maatregel duurt.
Ministerie weet niet wat droge stof is
De uitzonderingsmaatregel geeft nog veel onduidelijkheid. We hebben al verschillende specialisten gebeld, maar niemand kan precies vertellen hoe de uitzonderingsmaatregel in de praktijk uitpakt. Wel lezen we in het voorstel over 155 gram ruw eiwit per ‘kilo diervoeder’. Daarmee gaat het over het aandeel ruw eiwit op rantsoenniveau over de jaren 2018 en 2019 gemiddeld. Rantsoenen worden echter bepaald per kilo droge stof. Bij een rantsoen van ruwvoer en krachtvoer samen zit je rond de 50 tot 60 procent droge stof. 150 gram per ‘kilo diervoeder’ betekent met deze definitie 260 tot 300 gram ruw eiwit per kilo droge stof. Iedere melkveehouder valt in dat geval in de uitzonderingsregel. Zo zal het ministerie het waarschijnlijk niet bedoelen. Maar deze formulering getuigt zonder meer van grote onkunde.
Politiek
Het is een ‘prestatie’ van formaat hoe het ministerie het voor elkaar krijg om de voermaatregel zo slecht uit te werken. Hopelijk voor melkveehouders zijn ze daar in de politiek ook van doordrongen. CDA’er Von Martels, die zelf melkveehouder is, windt er in ieder geval geen doekjes om. En ook vanuit de SGP klinkt er scepsis. Maar het is de vraag of andere partijen dit ook bewust zijn. Want als de ‘specialisten’ op het ministerie het al niet begrijpen dan valt te vrezen of de mensen van andere partijen de materie wel snappen.