Aandeel IBR- en BVD-vrije en -onverdachte bedrijven stijgt
Dat meldt ZuivelNL in een update over de stand van zaken in de bestrijding van beide ziektes.
IBR stand van zaken
50,1 procent van de melkveebedrijven had aan het eind van 2019 de status IBR-vrij en 25,1 procent de status IBR-onverdacht. De gezamenlijke 75,2 procent betekent een stijging van ruim 10 procent ten opzichte van december 2017, toen het bestrijdingsprogramma nog niet van start was gegaan.
Op 0,04 procent van de IBR vrije- of onverdachte bedrijven werd in het vierde kwartaal van 2019 juist een aanwijzing voor een nieuwe IBR-besmetting geconstateerd. Dat aantal is historisch laag. In 2017 was dat nog op 0,39 procent van de bedrijven het geval en in 2018 op 0,39 procent van de bedrijven.
IBR-bestrijding is nog steeds een initiatief vanuit de sector. De sector is nog steeds in overleg met het ministerie van LNV over nationale bestrijding onder verantwoordelijkheid van de overheid. Dat zou van belang zijn voor een sluitende bestrijding.
BVD stand van zaken
Voor BVD ligt het percentage vrije bedrijven op 63,5 procent. Daarnaast heeft 15,1 procent van de melkveebedrijven de status BVD-onverdacht. ZuivelNL verwacht dat het percentage BVD-vrije- en onverdachte bedrijven (78 procent) in totaal zal groeien naar 85 a 90 procent in dit jaar.
Het percentage vrije bedrijven met een aanwijzing voor een infectie is gedaald van ruim 0,9 procent in het vierde kwartaal van 2018 naar 0,6 procent in het vierde kwartaal van 2019. Niet alle betreffende bedrijven zijn geïnfecteerd; als antistoffen zijn aangetoond in tankmelk, kan vaak pas na zes maanden worden vastgesteld of op deze bedrijven werkelijk een infectie heeft plaatsgevonden. Ook kunnen antistoffen het gevolg zijn van recente vaccinatie of van een toevoeging van dieren met antistoffen aan het koppel.