Bodem organische stof is dé voorraadpot voor aanvullende voeding van grasland
In geval van stikstof heeft grasland óók een interne voedingsbron: bodem organische stof. Als dit mineraliseert levert dit direct beschikbare stikstof. De rol van dit zogeheten stikstof leverend vermogen (NLV) van grasland wordt helaas nog niet altijd op de juiste waarde worden geschat. Met het juiste management kan op momenten een extra boost worden geven aan extra mineralisatie. Resultaat: gratis extra stikstof, vooral gewaardeerd op momenten van schaarste.
Meer mineralisatie = hogere NLV-waarde
Gebruiksnormen bepalen in hoge mate de maximale stikstofbemesting. Of de gebruiksnorm landbouwkundig gezien toereikend is, is mede afhankelijk van de stikstof die er bij komt door mineralisatie. Voor een deel is deze hoeveelheid te voorspellen op basis het stikstof leverend vermogen (NLV-waarde) van het grasperceel. De NLV geeft de hoeveelheid stikstof aan die in het groeiseizoen vrijkomt door mineralisatie van de bodemorganische stof (humus, dierlijke mest, compost en andere organische producten). Dit vermogen volgt uit een omrekening van de totale hoeveelheid stikstof in de bodem (N-totaal) en de koolstof/stikstof (C/N-) verhouding in de laag 0 - 20 cm. De berekening verschilt voor zandgrond en kleigrond.
Voor zandgrond geldt een maximum vermogen van 200 kg N, voor klei 230 kg N. Voor veengrond met een zomerslootpeil van gemiddeld 30 cm of hoger wordt een vaste NLV-waarde aangehouden van 230 kg N. Voor veengrond met een zomerslootpeil van gemiddeld 60 cm of dieper is dit 300 kg N.
Grondsoort | Gemiddeld stikstofleverend vermogen (NLV) in kg N/ha/jaar | |
Zeeklei | 112 | |
Rivierklei | 149 | |
Zandgrond | 96 | |
Dalgrond | 155 | |
Duinzand | 63 | |
Lössgrond | 86 | |
Veengrond | 228 |
Mineralisatie sturen
Mineralisatie is primair afhankelijk van de hoeveelheid afbreekbare organische stof. De C/N ratio en de totale N-bodemvoorraad zijn echter moeilijk stuurbaar; beïnvloeding is mogelijk door een meerjarige aanvoer van organische stof via organische mest, compost, etc. Secundair staat de mineralisatie sterk onder invloed van drie belangrijke factoren: temperatuur, vocht en beschikbaarheid zuurstof.
Het weer en de weersomstandigheden bepalen grotendeels de bodemtemperatuur. Hier is weinig invloed op uit te oefenen. Wel is er iets te doen aan het structureel aanvoeren van organische stof. Een hoger organisch stofgehalte leidt namelijk tot een snellere opwarming van de bodem.
Vochtgehalte en de zuurstofbeschikbaarheid zijn tot op zekere hoogte beter te beïnvloeden dan de bodemtemperatuur. In droge periodes kan beregening, voor zover praktisch inzetbaar, voor voldoende vocht zorgen. In natte perioden is de waterdoorlaatbaarheid van de bodem van belang voor het zuurstofgehalte. Dit betekent een continue aandacht voor de bodemstructuur.
Samengevat: om ook de ‘mindere’ percelen top te laten presteren, is het advies de mineralisatie waar mogelijk een handje te helpen. Zeker op de graspercelen met de laagste gebruiksnormen is elke kilo stikstof extra die het gras kan opnemen meer dan welkom.
Tekst: Tekst: OCI Agro, NutriNorm.nl