‘Vroeg’ maaien loont
Het is mooi droog weer. Er staat een lichte maaisnede. Gemiddeld misschien nog geen drie ton droge stof per hectare. De ene veehouder besluit te gaan maaien. De ander wacht nog even tot de volgende droge periode. Dat hij twee tot drie weken later maait met vier tot vijf ton droge stof, deert hem niet.
Vrijwel alle veehouders zullen zich in één van de twee herkennen. Voor beide keuzes zijn voor- en nadelen op te noemen. Het is niet per definitie goed of fout. Maar het kan wel het verschil maken tussen hogere en lagere voerkosten.
NDF belangrijk
Gemiddeld ligt bij de eerste snede het optimum tussen opbrengst en kwaliteit bij 3,5 tot 4 ton droge stof per hectare. De vraag is of het weer op dat moment gunstig genoeg is om te maaien. Veehouders gaan hier dus verschillend mee om.
Het optimale maaitijdstip is ook afhankelijk van de bedrijfssituatie. Bedrijven die ruim in het voer zitten, kunnen iets meer streven naar kwaliteit ten koste van de opbrengst en andersom. Een praktisch handvat is het aandeel NDF. Dit is te lezen op de vers gras-analyses die een aantal voerbedrijven in het voorjaar tonen. Zelf van een paar percelen een vers gras-analyse nemen geeft nog een beter beeld.
Een NDF rond de 475 gram per kilo droge stof is optimaal. Boven de 500 gaat de voederwaarde hard achteruit. Een NDF van 400 betekent zeer snel verteerbaar gras, wat in een doorsnee rantsoen lastig is bij te sturen. Een andere vuistregel is dat de NDF elke week met ongeveer 25 gram toeneemt. Door de vers gras-analyses te volgen hebben veehouders al een goede indicatie wat ze kunnen verwachten.
Tweede snede bepaalt maaimoment eerste snede
Het maaimoment van de eerste snede is eigenlijk niet het belangrijkste. Dat van de tweede snede is veel bepalender. Want één ding is een feit. Het gras krijgt een keer een moment dat het begint te schieten, waarbij de kwaliteit fors daalt. En dat is vanaf eind mei tot half juni, afhankelijk van de doorschietdatum van het type gras. Wil men ook een kwalitatief goede tweede snede maaien, dan is het verstandig om vlak voor de doorschietdatum te maaien, dus eind mei, hooguit begin juni. De tweede snede groeit in ongeveer vier tot vijf weken. Even terugrekenen en de conclusie is dat eind april, begin mei, de optimale periode is om te maaien.
Veehouders die de eerste en tweede snede tegelijk kunnen voeren, zijn wat flexibeler. Die kunnen een wat zwaardere eerste snede compenseren met een lichtere tweede snede, of andersom. Een zwaardere snede kan bij vochtig broeierig weer nog wel eens zorgen voor schimmelvorming onder het gewas. Dit wordt ook wel sneeuwschimmel genoemd. In dat geval is het verstandig om niet te wachten met maaien.
Hergroeivertraging
Relatief vroeg maaien (eind april, begin mei) zorgt dus niet alleen voor een kwalitatief goede eerste snede, maar ook voor een tweede snede waar goed van is te melken. Met de eerste en tweede snede wordt het overgrote deel van de wintervoorraad van het melkveerantsoen bepaald. Vroeg maaien heeft nog een voordeel. De hergroeivertraging van het gras is minder dan bij een zware snede. Daar komt bij dat de ervaring leert dat als in mei eenmaal de zon begint te schijnen, het vaak een periode vast weer wordt met weinig regenval. Dit verschilt per jaar, maar over de jaren heen zien we deze trend vaak terugkomen. Het gevolg is dat veehouders die later maaien met enige regelmaat onvoldoende of geen vocht op de bemesting voor de tweede snede krijgen. Met als gevolg meer hergroeivertraging. Veehouders die wat vroeger maaien, zitten vaak wel in het goede ritme. Ervaringen uit het verleden vormen echter geen garantie voor de toekomst.
Noord versus zuid
Het is een feit dat de grasgroei in het noorden en westen van het land één of twee weken achterloopt bij die van het midden, oosten en vooral het zuiden van het land. De genoemde strategie van vroeg maaien kan in het noorden en westen nog wel eens tot een te lichte eerste snede leiden. Minimaal drie ton droge stof is wel het streven. Voor deze veehouders is het een mogelijkheid is om bij inzaai rassen te kiezen met een later bloeitijdstip, bijvoorbeeld richting half juni. Dan hebben ze tot half mei de tijd om de eerste snede te maaien. Doordat de grasgroei dit jaar vroeger is gestart, is de verwachting dat de eerste snede wat vroeger valt. Daardoor zal het ook voor het noorden en westen geen probleem zijn om vroeg een snede gras te maaien met voldoende opbrengst. In andere delen van het land kan het optimale tijdstip wel eens vervroegen naar half april. Maar eigenlijk is het nog te vroeg om dit te bepalen. Dat hang ook af van de hoeveelheid gras die er op dit moment staat. Regelmatig de opbrengst schatten en de vers gras-analyses volgen is nog altijd beter dan ‘kalendermaaien’.
Bemesting afstemmen op opbrengst
Wat de opbrengst ook is die veehouders nastreven, het is wel belangrijk om bij het bemesten al te bepalen welke keuze je maakt. Want of er nu vroeg of laat wordt gemaaid, beide keren is het belangrijk dat de hoeveelheid mest op de betreffende situatie is afgestemd. Liever iets vroeger maaien? Dan zeker niet te zwaar bemesten. Overbemesten geeft eiwit die de koe niet goed kan benutten, maar die wel het ureum verhoogt en nadelig werkt op de gezondheid van de koeien. Liever vier ton of meer droge stof dan drie? Dan is het belangrijk om je te realiseren dat het ruw eiwit gemiddeld met 4 gram per kilo droge stof daalt. Dit betekent in twee weken tijd een daling van 50 tot 60 gram ruw eiwit! Bij een vooraf geplande zwaardere eerste snede is het daarom verstandig om een iets hogere (kunst)mestgift aan te houden.