10 meest gestelde vragen en antwoorden over kuiltoevoegmiddelen
1. Wat is de meerwaarde van een kuiltoevoegmiddel?
Het is belangrijk dat de kuil zo snel mogelijk conserveert, om zo veel mogelijk van de oorspronkelijke voederwaarde te behouden en de kans op groei van ongewenste micro-organismen te verkleinen. Een toevoegmiddel heeft als effect dat de pH in de eerste 36 uur snel daalt en de kuil sneller stabiel is.
Naast het bevorderen van snellere fermentatie zijn er ook producten die broei remmen. Energieverlies door broei wordt nooit omgezet in melk. Deze broeiremmers houden de kuil langer fris bij uitkuilen en het gebruik van een voerrobot of voermengwagen. Uiteindelijk levert een goed geconserveerde kuil smakelijker ruwvoer, dus betere opname en minder verliezen, een betere eiwitbenutting en meer melk op. Foute bacteriën, zoals boterzuur worden door de pH-verlaging stilgezet.
2. Wanneer gebruik je een kuiltoevoegmiddel?
Met name kuilen met een hoog percentage drogestof zijn vaak lastig te verdichten en daardoor extra broeigevoelig, vooral bij uitkuilen. Een kuiltoevoegmiddel zorgt dat de pH snel daalt en daarmee voor snelle conservering én remming van gisten en schimmels die broei veroorzaken. Daarnaast verbetert een kuiltoevoegmiddel de kwaliteit van de kuil aanzienlijk bij wisselende weersomstandigheden, lagere suikergehaltes en wisselende drogestofopbrengsten. Een kuiltoevoegmiddel is geen wondermiddel voor een slechte kuil, maar je kunt de aanwezige kwaliteit er wel mee vasthouden en van een goede kuil een nóg betere kuil maken.
3. Hoe kun je de kuil het beste (luchtdicht) afdekken?
Er zijn verschillende soorten folies verkrijgbaar om de kuil luchtdicht af te sluiten. Onderfolie zorgt voor een vacuum tussen het ruwvoer en de landbouwfolie. De zijkanten van de kuil zijn extra gevoelig voor bederf door lucht inlaat. Kuilen in een sleufsilo zijn makkelijker goed aan te rijden, maar gebruik dan wel een wandfolie. Zorg bij verschillende lagen folie dat de overlap in ieder geval 1,5 meter is om condens en inlaat te beperken. Snij het plastic aan de voor- en achterkant niet te kort af, laat het in ieder geval minimaal 0,5 meter oversteken. Zorg vervolgens voor voldoende druk en gewicht verdeeld over de hele kuil door middel van zand, zandslurven of spanbanden. Plaats zonodig balen, betonblokken of bigbags met zand voor extra druk bij uitkuilen.
4. Wat is het juiste maaimoment?
Dat is erg afhankelijk van de duur van het maai-, oogst- en inkuilproces; liefst bij een optimale voedingswaarde, dus een maximum aan suikers dankzij foto-synthese. De veldperiode willen we graag beperken tot bij voorkeur 24 uur tot maximaal 36 uur. Dus meestal zal het ideale maaimoment ‘s middags zijn, afhankelijk ook van de totale hoeveelheid te oogsten gewas.
5. Wat is het juiste inkuilmoment?
Op het koudste moment van de dag is het beste inkuilmoment, dus ‘s ochtends vroeg. In een goed verdichte kuil is de temperatuur waarmee het gewas de kuil ingaat ook de temperatuur waarmee wordt uitgekuild. Uiteraard hangt dit ook samen met de hierboven gemaakte keuze van maaimoment, duur van het oogst- en inkuilproces, het totale volume en de lokale mogelijkheden en omstandigheden in logistiek en mechanisatie.
6. Wat is de invloed van een kuiltoevoegmiddel op het behoud van de voederwaarde?
Doordat een kuiltoevoegmiddel de conservering versnelt, levert dit twee voordelen op voor de voederwaarde: minder verliezen in energie en een betere verteerbaarheid van het ruwvoer. Dit blijkt uit wetenschappelijk onderzoek van kuilen behandeld met Ecosyl ten opzichte van onbehandelde kuilen. Daarnaast is kuilvoer dat goed is geconserveerd veel gelijkmatiger en smakelijker voor de koeien en verbetert de ruwvoeropname met 5%, zo blijkt uit 40 verschillende praktijkproeven.
7. Wanneer is de kuil goed genoeg aangereden?
Kuil in lagen van maximaal 15 cm dikte en verdeel steeds goed in dunne laagjes. Dikkere lagen en proppen zijn lastig om aan te rijden. Zorg daarnaast dat de zijkanten van de kuil niet te steil aflopen, zodat je ook de randen goed kunt blijven aanrijden. Kijk goed naar het gewicht van de machine die de kuil aanrijdt. Deze zou bij gras met ongeveer 30% drogestof het gewicht moeten hebben dat gelijk is aan 25% van het gewicht aan kuilgras dat per uur wordt aangevoerd. Dus stel er wordt 100 ton kuilgras per uur aangevoerd, dan is er een machine van 25 ton nodig om deze kuil goed aan te rijden. Bij een drogestofpercentage van 40% is er zelfs 30-40% van het gewicht dat per uur wordt aangevoerd nodig.
8. Is een kuiltoevoegmiddel echt nodig?
Een succesvol inkuil- en conserveringsproces is afhankelijk van het weer, maai- en inkuil moment, arbeid etc. Wisselende omstandigheden maken het praktisch onmogelijk dat het hele proces exact volgens het boekje verloopt. Een kuiltoevoegmiddel is geen wondermiddel. Het maakt de voederwaarde niet hoger dan die van het oorspronkelijke gewas. Wel zorgt het dat het conserveringsproces versnelt en verbetert en de aanwezige voederwaarde zo veel mogelijk behouden blijft. Je kunt het zien als een soort verzekering die uiteindelijk loont in een betere voerefficiëntie, penswerking, diergezondheid en dus vervolgens in een hogere melkproductie.
9. Welke soorten kuiltoevoegmiddelen zijn er?
Er zijn verschillende kuiltoevoegmiddelen voor gras en mais. De keuze is sterk afhankelijk van de inkuilomstandigheden, het percentage DS en aanwezige mechanisatie. Met Ecosyl voeg je per fles 1 000 000 melkzuurbacteriën toe tijdens het inkuilen waardoor het conserveringsproces direct start, de pH daalt tot 4,1 en de kuil sneller stabiel is. DA Ecostable en DA Ecocorn (mais) bevatten naast de MDT/1-stam (melkzuurbacteriën) ook kaliumsorbaat wat de ontwikkeling van gisten en schimmels remt. Dit is aan te raden voor kuilen met een hoger DS-gehalte. Dat geldt ook voor Ecocool, dat naast de MTD1 ook PJB1 bevat, de Buhneri-bacterie die azijnzuur aanmaakt. Ecocool is geschikt voor zowel gras als mais.
10. Hoe kies je het juiste middel?
Bij goed ruwvoermanagement en bij de eerste snedes kun je het beste een middel inzetten dat de fermentatie bevordert door een hoge dosering van puur melkzuurbacteriën. De bodemtemperatuur is dan vaak nog laag en bodembacterien zijn maar beperkt ontwikkeld. Bij kuilgras met een hoog eiwitgehalte is het belangrijk om de pH zo snel mogelijk naar beneden te krijgen. Dan houd je de eiwit en de voederwaarde optimaal in de kuil en beperk je de groei van foute bacteriën. Pas na de tweede snede en bij hogere temperaturen en drogestofgehalte heeft een broeiremmer vaker de voorkeur. Door een langere periode van hogere temperaturen kunnen bodembacteriën, schimmels en gisten zich sneller vermeerderen en broei veroorzaken.