Ook met rupsbanden te nat om te bemesten
De vele neerslag bemoeilijkt het uitrijden van drijfmest. De weerberichten voorspellen deze week nog steeds regen. Zelfs op zuidelijke zandgronden raken veehouders in de problemen door volle putten en te weinig draagkracht. Een dilemma voor veehouders die de structuur van de bodem zoveel mogelijk willen sparen. Rust bewaren is nog steeds het beste. Wie over twee weken bemest, is nog niet te laat.
Het vochtige weer heeft ook zijn weerslag op de bodemtemperatuur. De bodemtemperatuur is afgelopen week licht gedaald ten opzichte van de weken ervoor. Op bijna alle meetpunten die AgruniekRijnvallei in samenwerking met CropSolutions verzamelt, ligt de bodemtemperatuur 0,5 tot 1 graad lager. Op dit moment schommelt de bodemtemperatuur tussen 5 en krap 7 graden Celsius, gemeten op 24 februari tussen 7.00 en 8.00 uur ’s morgens en op 10 centimeter diepte.
T-som versus bodemtemperatuur
Ondertussen heeft de T-som vrijwel overal de grens van 300 overschreden. Zelfs de T-som van 350 is op veel plekken al bereikt. In theorie mag de kunstmest er dus op. De Commissie Bemesting Grasland en Voergewassen (CBGV) ziet de T-som nog altijd als beste instrument om het optimale tijdstip van kunstmest strooien te bepalen. De bevestiging hiervoor zien ze in een net verschenen rapport. In 2018 deed Wageningen UR een veldproef om na te gaan of het mogelijk is op basis van de bodemtemperatuur het optimale tijdstip voor de N-bemesting in het voorjaar te bepalen. Op vier momenten met bodemtemperaturen tussen de 5 en 12 graden en op vier momenten vroeger in het voorjaar werd kunstmest gestrooid. De data lagen tussen 15 februari en 13 april.
De onderzoekers concluderen dat de bodemtemperatuur geen werkbaar instrument is. Er bleek geen verschil te zijn tussen de effectiviteit van de kunstmestgiften bij de verschillende bodemtemperaturen, zowel in droge stofopbrengst als in N-benutting.
Bodemtemperatuur niet afschrijven
Heel verrassend is de uitkomst over het strooimoment versus de bodemtemperatuur niet. De bodemtemperatuur varieert te veel om blind op te staren. Dat zien we ook dit jaar weer. Maar om de bodemtemperatuur helemaal af te schrijven gaat een stap te ver. Want de T-som mag dan (bijna) bereikt zijn, als de bodemtemperatuur nauwelijks boven de 6 graden uit komt, heeft het strooien van nitraathoudende kunstmest als KAS of KAS-zwavel weinig zin. Zeker met de huidige hoeveelheden neerslag, waardoor de draagkracht sowieso beperkend is, gaat er teveel stikstof verloren.
Anders is het met ammoniumhoudende meststoffen of gestabiliseerde ureum. Deze vormen van stikstof worden vastgelegd in de bodem, en bij hogere temperaturen door mineralisatie vrijgegeven. Mocht de draagkracht het wel toelaten, dan is het een goede optie om alvast deze kunstmestsoorten uit te rijden, ook al ligt er nog geen drijfmest op.
Vroege kunstmestgift
Opvallend is wel dat het onderzoek laat zien dat de een vroege stikstofgift begin februari tot relatief hoge drogestof- en stikstofopbrengsten leidde in 2018. Daarmee lijkt er ook wetenschappelijk meer draagvlak voor een (gedeelde) vroege kunstmestgift. De vraag is alleen of elk voorjaar geschikt is voor een vroege kunstmestgift. Zeker wanneer de natuur nog in de winterslaap zit en de bodem nog helemaal niet klaar is om de stikstof op te nemen. In deze kan de bodemtemperatuur wel waardevolle informatie geven. Wat voor instrumenten er ook worden gebruikt, gezond boerenverstand blijft nodig.
Lees hier het rapport: Verbeteren tijdstip voorjaarsbemesting op basis van bodemtemperatuur