‘Continuteelt maïs is niet per definitie fout’
„Bij goed vakmanschap is er nog steeds continuteelt mogelijk. Alles draait om het beperken van de nitraatuitspoeling. Daarom is het advies om 80 procent van de stikstofbemesting te geven. De rest van de stikstof moet komen uit een optimaal geteeld vanggewas. Teel het vanggewas als groenbemester”, aldus van Schooten.
De onderzoeker zei dit tijdens de themamiddag ‘Mais en gras: in vruchtwisseling of continuteelt’, die afgelopen donderdag werd gehouden in Nijkerk. De themamiddag werd georganiseerd door de Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV).
Vanggewas levert extra opbrengst maïs
Een van de voordelen van continutteelt is het grotere aandeel blijvend grasland ten opzichte van wisselbouw. Over alle percelen bekeken blijft er netto meer organische stof in het systeem. De genoemde nadelen worden deels gecompenseerd door de teelt van een goed vanggewas. „Vaak hebben mensen een ouderwets plaatje van continuteelt”, merkt Van Schooten. „Men heeft het beeld voor zich waarbij het bouwland er heel de winter zwart bij ligt. Maar met de teelt van een goed vanggewas, die echt dient als groenbemester, ziet het er heel anders uit. Mits tijdig gezaaid en in het voorjaar tijdig ondergewerkt, levert dit een opbrengstvoordeel van rond de 5 procent, met minder stikstof. Daarnaast draagt het vanggewas deels bij aan het op peil houden van de organische stof.”
Wisselteelt kans voor biodiversiteit
Overigens was de bijeenkomst geen pleidooi voor continuteelt. Wim Bussink van de NMI somde alle voor- en nadelen van de verschillende systemen op; continuteelt, wisselteelt met een groot deel of alle percelen, en een gecombineerd systeem waarbij 60 procent blijven grasland blijft en op 40 procent van het areaal wisselteelt wordt toegepast met drie jaar maïs en drie jaar gras. „Naast een hogere opbrengst en minder ziektedruk, biedt deze vorm van wisselteelt kansen voor biodiversiteit. Je kunt kruiden toepassen die minder langjarig zijn. Daardoor zijn de percelen met kruiden eenvoudiger te managen”, aldus Bussink.
Opbrengst met klavers en kruiden hoger
Ook Nick van Eekeren van het Louis Bolk instituut ziet grote voordelen van het zogenoemde 60/20/20 wisselbouw-systeem. Hij voegde aan het verhaal van Bussink toe dat de opbrengst en het ruw eiwit van grasland met kruiden hoger ligt dan enkelvoudig Engels Raaigras, met weinig of geen stikstofbemesting. „Een vruchtwisseling zonder toepassing van ten minste klaver is jammer”, zo luidt zijn oordeel. „Daarmee kun je een groot deel van de stikstofgift besparen en rode klaver en kruiden wortelen dieper.” Daarnaast wijst Van Eekeren erop dat drijfmest na scheuren van grasland achterwege kan blijven. Ook het tweede jaar na scheuren mag de mestgift beperkt worden.
Uitvoering belangrijker dan teeltsysteem
Volgens de onderzoekers gaat het erom dat de zaken in het juiste perspectief wordt gezet. Het is een keuze tussen óf in totaliteit meer organische stof, zoals bij continuteelt, óf je streeft ernaar om met vruchtwisseling op alle gronden de organische stof op peil te houden. Daarnaast is het per grondsoort verschillend welke manier van maïsbouw het beste past. Op hoge, droge zangronden is wisselteelt een uitkomst. Ook het bestrijden van engerlingen kan eigenlijk alleen goed door grasland om te zetten naar maïs. Voor percelen op afstand loont het eerder om continuteelt toe te passen. „De uitvoering is uiteindelijk belangrijker dan het systeem waar men voor kiest”, verwoorde Bussink de algehele conclusie.