Akense rechter komt nog niet tot uitspraak in Duitse IBR affaire
Anderhalf uur had de rechtbank in Aken vooraf uitgetrokken voor de zitting van de drie veehouders die het besluit aanvechten van de dier-gezondheidsdienst van de regio Aken. De dier-gezondheidsdienst wil in totaal circa 800 koeien en jongvee gedwongen afvoeren. Dit in verband met een geconstateerde IBR besmetting in juli 2019. Na circa zes uur besloot de rechter de zitting op maandag 9 maart te vervolgen. Zo krijgen de partijen de gelegenheid nieuw bewijsmateriaal aan te leveren.
Achtergrond
Via een rechtszaak vechten drie veehouders het besluit van de dier-gezondheidsdienst uit de regio Aken aan om in totaal circa 800 gezonde melkkoeien en jongvee gedwongen af te voeren. Hiervan vertoeven ruim 500 dieren op het bedrijf van de familie Giesen. Tijdens een melkcontrole in juli 2019 werd bij de drie naburige melkveebedrijven het IBR/BHV1 virus aangetroffen. De drie bedrijven zijn gevestigd aan de zuid-oost kant van Aken, nabij het drielandenpunt Duitsland-België-Nederland. Giesens veestapel vertoont geen ziektebeelden. Voor de dier-gezondheidsdienst is het aantreffen van het IBR-virus echter voldoende de reden om de slacht van alle runderen te verordonneren. De dier-gezondheidsdienst heeft aangegeven niet tot een gedwongen slacht van de dieren over te gaan, voordat alle juridische procedures zijn afgehandeld.
Geen ziekteverschijnselen
De ruim 500 dieren van Giesen vertonen geen ziekteverschijnselen. Voor de veehouder reden voor de Akense rechter te pleiten om de dieren in leven te laten door ze in quarantaine te laten, het nemen van extra hygiene maatregelen en het enten tegen IBR. Ondanks een vergoeding uit een speciaal diergezondheidsfonds staat het voortbestaan van het bedrijf op het spel als de familie Giesen alle dieren moet afvoeren. Volgens de advocaat van de veehouder is het afmaken van zo’n groot aantal stuks vee onrechtmatig. Het gaat immers puur om de IBR-vrije status van Duitsland.
Verspreidingsrisico
Volgens professor Martin Beer van het Friedrich-Loeffler-Institut vermindert een enting alleen het verspreidingsrisico. Van de circa 800 dieren zouden ruim 300 met het IBR-virus rondlopen. Dit vormt volgens Martin Beer een groot gevaar voor verdere verspreiding van dit virus. De aanwezigheid van het IBR-virus kan resulteren in handelsbeperkingen
Zeer lange maandag
Terugblikkend op deze zitting zegt Anja Giesen, die samen met haar ouders Lambert en Petra en broer Markus aan de zuid-oostzijde van Aken het melkveebedrijf bestiert: „Het was een zeer lange maandag. Door de verdaging naar maandag 9 maart blijft de uitkomst nog steeds ongewis.” Ze geeft de kans op een positieve uitspraak nog niet op. „Begin maart krijgen we weer de kans de rechtbank te overtuigen van het effect van dit virus en de resultaten van onder andere de quarantaine maatregelen die we rondom onze veestapel hebben genomen.” Wat haar tegenviel tijdens de zes uur durende zitting bij de rechtbank in Aken, was de in haar ogen niet-neutrale visie van een getuige-deskundige. „Hij beschikte niet over actuele praktische informatie wat ons bedrijf betreft. In zijn ogen bieden de genomen quarantaine maatregelen, door mogelijk menselijk falen, geen 100 procent bescherming.” Anja Giesen vraagt zich hardop af wie en waar iemand in zijn leven 100 procent bescherming geniet? „Verder kan ons niemand garanderen dat onze nieuwe dieren wel IBR-vrij blijven.” Anja Giesen zegt te hopen dat de rechter erkent dat onze actuele ervaringen, met betrekking tot de quarantaine maatregelen, haaks staan op wat de laboratorium-experten stellen.
Nederland-België
In de afgelopen zeven maanden is volgens Anja Giesen het bewijs geleverd dat door hun genomen maatregelen geen verdere verspreiding van het virus heeft plaatsgevonden. Verder verwijst ze op dat in het aanpalende België en Nederland geen sprake is van quarantaine maatregelen bij IBR-besmettingen. Bij de rechtbank onderstreept Anja Giesen: „We zouden hier toch niet staan als het werkelijk een gevaarlijke besmettelijke ziekte betrof en onze dieren ziek zouden zijn. Wij staan juist in voor de gezondheid en het welzijn van onze dieren en zullen zo als verantwoordelijk veehouder ook steeds handelen.”
Protesten
In januari vormde zich op het erf van de familie Giesen een menselijke keten van enkele honderden personen. Zij protesteerden tegen de gedwongen slacht van circa 800 stuks vee op drie bedrijven waar in juli het IBR-virus werd vastgesteld. Een petitie op internet dit besluit ongedaan te maken, is inmiddels ruim 78.000 keer ondertekend. Politici roepen op tot een oplossing waarbij de gezonde dieren kunnen blijven leven.
Duitsland: IBR-artikel 10 land
Sinds juli 2015 mogen runderen in Duitsland niet meer tegen IBR/BHV1 worden geënt. Met betrekking tot IBR is Duitsland een artikel-10-land. Dit betekent ‘vrij van IBR’. Nederland is een artikel-9-land. „Binnen Europa is afgesproken dat een artikel-10-land niet mag enten tegen IBR en dat bij een IBR-uitbraak de veestapel van het betreffende bedrijf moet worden afgevoerd. In ons artikel-9-land mogen we het virus met vaccinatie te lijf gaan”, verklaart dierenarts Jurgen Cramer uit Sittard het verschil tussen Duitsland en Nederland. Beroepshalve bezoekt hij ook regelmatig Duitse rundveebedrijven in de grensregio.
Beelden van de Duitse televisie over deze kwestie zijn via deze twee links te aanschouwen
Vanaf 17.54 tot en met 21.20: https://www1.wdr.de/mediathek/video/sendungen/lokalzeit-aachen/video-lokalzeit-aus-aachen---534.html
https://www.sat1nrw.de/aktuell/rinderherpes-prozess-in-aachen-200504/