Milieuadviseur Wim Hoeve over stikstofmaatregelen:
'Veehouders met gesneuvelde PAS-vergunning hardst getroffen door stikstofeisen'
Veehouders met een PAS-vergunning mogen hun handen dichtknijpen, volgens Hoeve. Hij gaf woensdagmiddag 4 december een presentatie over de stikstofmaatregelen tijdens een bijeenkomst van mengvoederbedrijf Gebrs. Fuite BV in Wezep (GD). „Volgende week dinsdag 10 december worden de stikstofeisen van het kabinet pas bekendgemaakt. Ik presenteer de maatregelen hoe ik die interpreteer. Er kunnen nog veranderingen komen op 10 december”, benadrukt Hoeve.
‘Alle veehouders de dupe’
Alle veehouders in Nederland worden in meer of mindere mate de dupe van de nieuwe regels, volgens Hoeve. „Er zijn 163 Natura 2000-gebieden in ons land. Het rekenprogramma Aerius kijkt naar de stikstofuitstoot van een bedrijf in een straal van 70 tot 80 kilometer. Alle veehouders in Nederland zitten binnen een straal van 70 kilometer van een Natura 2000-gebied.”
De grootste problemen ziet Hoeve bij bedrijven waarvan de vergunning door de rechter is vernietigd. „Die zijn terug bij af. Ze hebben net als de meer dan 3.000 PAS-melders die de overheid alsnog wil legaliseren, te goeder trouw gehandeld en een vergunning aangevraagd op de manier zoals de overheid dat voor stond, en aanvankelijk ook een vergunning gekregen. Maar door zienswijzes en het finale oordeel van de Raad van State is hun vergunning alsnog vernietigd. Sommige aanvragen zijn bijna vijf jaar onder de rechter geweest.” Anderen krijgen nu alsnog mogelijkheid tot herstel, maar zien daar geen kans toe. Ook zijn er nog steeds bedrijven zonder Wnb-vergunning.
„Het kabinet geeft aan dat ze nu terugvallen op de ammoniak die ze hadden ten tijde van de aanwijsdata van de Natura 2000-gebieden. Deze zijn in 1994, 1996, 2000 en 2004 aangewezen. Bij bedrijven die geen natuurvergunning meer hebben mag de uitstoot niet meer zijn dan toen het Natura 2000-gebied is aangewezen.” Dat kan dramatische gevolgen hebben, volgens Hoeve.
Terug naar nul uitstoot
„Ik heb klanten die nieuw bouwden in 2006. Stel dat de ammoniakuitstoot in 2004 nul was, dan moeten ze terug naar nul. Dat kan met geen enkele techniek. Dus kunnen ze niks anders dan hun bedrijf sluiten, terwijl ze altijd netjes hun vergunningen hebben geregeld.”
Ook noemde hij een voorbeeld van een pluimveebedrijf dat de afgelopen jaren groeide. „Dat bedrijf kreeg in 2011 de milieuvergunning. De in 2012 aangevraagde Natuurbeschermingswetvergunning is vernietigd in 2014 en de aangevraagde Wnb-vergunning voor de PAS is vernietigd in 2019. Het bedrijf heeft invloed op een gebied dat in 1994 al is aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Moet dat bedrijf dan terug naar de ammoniak vergunde situatie van 10 juni 1994 toen er leghennen in kooihuisvesting zaten? De ammoniakuitstoot was destijds slechts 735 kilo en bedraagt nu 5.000 kilo doordat het bedrijf uitbreidde. Daarvoor had het een milieuvergunning. Het kan toch niet zo zijn dat het bedrijf zo sterk terug moet in ammoniakuitstoot”, vroeg Hoeve zich af.
„De overheid zou niet alleen de PAS-melders moeten legaliseren, maar ook de bedrijven waarvan de vergunning die nu als gevolg van de PAS-uitspraak is of wordt vernietigd. Ook dat is gevolgschade van het gevoerde beleid waar de ondernemer in kwestie geen grip op had. In het landbouwoverleg met de gedeputeerde in Groningen werd geopperd dat ‘er dan maatwerk nodig is’.”
De adviseur is erg benieuwd wat er op 10 december daadwerkelijk uitkomt. „Als bedrijven zonder natuurvergunning terug moeten naar de ammoniakuitstoot in 1994, 1996, 2000 of 2004 dan is dat voor veel bedrijven veel te kostbaar en moeten familiebedrijven, die altijd netjes volgens de regels hebben gewerkt, hun deuren sluiten.”
Extern salderen geen optie
Extern salderen is volgens Hoeve ook niet interessant. Hij rekende dat uit met rekenprogramma Aerius. „Als je extern wilt salderen – dus ammoniakruimte van een stoppende veehouder uit de omgeving verplaatsen naar jouw bedrijf – blijft er in sommige gevallen maar 20 of 30 procent over. Dat maakt extern salderen bedrijfseconomisch oninteressant.”
Volgens Hoeve kan dit niet de bedoeling zijn. „Veehouders moeten hun bedrijven kunnen ontwikkelen om te voldoen aan de veranderende marktvraag om toekomstperspectief te houden. Als dat in Nederland niet meer mogelijk is, verdwijnt de veehouderij langzaam maar zeker uit ons land.”