Bodemkwaliteit moet rol gaan spelen in waardebepaling grond en product
Deze grote drie zijn de partijen die de OBI laten maken. Het Wageningse onderzoek stelde een lijst met indicatoren op, die samen de kwaliteit van de bodem meetbaar maken. Volgens analist Harry Smit van de Rabobank kunnen er verschillende kasstromen op gang komen uit de index. Hij noemde een zestal voordelen en ‘potentiële inkomsten’ voor de boer, als die een hoog cijfer op zijn grond heeft gescoord:
- Het scheelt in aanwending van bemesting, grondverbetering of gewasbescherming en de opbrengst is hoog op zo’n bedrijf. Kostenreductie.
- De verpachter of financier van het bedrijf kan de pachtprijs lager stellen of de rente verlagen. Een andere mogelijkheid is de looptijd van de overeenkomst langer te maken als dank voor duurzaam beheer.
- De boer krijgt een betere prijs voor het product, omdat hij transparant kan maken dat er met respect voor de bodem geboerd wordt.
- Een hogere bijdrage uit Europa is mogelijk. Dan moet de gemeten bodemkwaliteit aan het GLB gekoppeld worden.
- De boer krijgt een vergoeding voor publieke diensten van de overheid, het waterschap of het drinkwaterbedrijf.
- De boer voelt als goed beheerder meer eigenwaarde en kan het bedrijf beter overdragen aan de volgende generatie.
De voordelen zijn, de lijst beschouwend, nog niet direct te verzilveren. Toch willen de partners er snel een begin mee maken de index beschikbaar te hebben met meetbare, eenduidige en praktische indicatoren. In januari komt de eerste versie (OBI 1.0) beschikbaar. De onderzoekers zeggen dat het een open index is, waardoor continu verbetering van de opzet mogelijk blijft.
Bodem- en bemestingsdekundigen Janjo de Haan en Gerard Ros van Wageningen Universiteit & Research zetten tijdens de eerste Nationale Bodemtop in Rotterdam de praktische kant van het bepalen van de indexcijfers op een rij. Daarbij stelde De Haan dat het wel belangrijk is te weten voor welk doel het cijfer gegeven wordt. Bij een beoordeling voor potentiële landbouwopbrengst is het cijfer mogelijk verschillend van wat er gegeven zou worden als het om de waterkwaliteit of de biodiversiteit gaat, zegt De Haan.
Lijst met indicatoren
Volgens Gerard Ros zijn de onderzoekers het goed eens over de parameters waar de kwaliteit van de bodem op beoordeeld moet worden. „Daarbij horen chemische indicatoren als zuurgraad en levering van nutriënten, fysische als structuur, verdichting, wateropslag en lucht, biologische waarden als ziektewerendheid en wormenactiviteit en zaken die met het beheer te maken hebben als organische stof en de gewasrotatie.”
Ros zegt dat bank, verzekeraar en waterbedrijf graag een rapportcijfer krijgen in plaats van een hoop cijfers per perceel. Smit zegt dat de boer iets moet kunnen met zo’n cijfer, het moet de ondernemer verder helpen. Ros noemt dat ‘het handelingsperspectief’ voor de boer en beheerder van de grond. Zo kan de teler een voortdurend leertraject volgen met de bodem. De doelen en kwaliteiten zijn met duidelijke taal te communiceren en bestaande gegevens en observaties geven inzicht in de kwaliteit van de grond.
In de discussie met veehouders, plantaardige producenten en andere agrarische ketenpartners blijkt dat met name de biologische indicatoren nog meer uitgewerkt moeten worden. Het accent bij bodemanalyses heeft tot voor kort op chemische waarden gelegen. Fysische waardes volgen daarna en biologische waardes zijn minder onderzocht en bovendien zeer complex. Ros zegt dat ondanks dat, de onderzoekers en opdrachtgevers snel de OBI willen gaan gebruiken en ondertussen zullen zij werken aan steeds meer bodemkennis.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes