Column: Tjeerdschaamte
‘De Drie van Den Haag’ schreeuwden het deze week bijna van de daken: boeren zijn ongewenst. Natuurlijk zeggen ze dit niet letterlijk zo, maar met uitspraken als ‘voor de bio-industrie is geen plek meer in Nederland’ en 'De varkens- en pluimveestapel moet worden gehalveerd', bedoelen ze dit eigenlijk wel. Want bij die halvering van het aantal dieren, horen ook de mensen die voor die dieren zorgen: dat zijn de boeren.
En dan de term 'bio-industrie'. Het bekt zo lekker in de media. En wordt te pas en te onpas gebruikt door de Drie van Den Haag. Het woord impliceert een misdadig bolwerk van schimmige figuren die dieren opstapelen in tjokvolle, donkere stallen en die dieren daar voor hun eigen gerief martelen en mishandelen.
"De gemiddelde consument associeert bio-industrie nu met walgelijke praktijken vol dierenleed"
De term bio-industrie is ooit bedacht door dierenwelzijnsorganisaties, zoals Wakker Dier, als vertaling van de Engelse term factory farming. Hiermee wilden de organisaties de fabrieksmatigheid in intensieve veehouderij duiden. Het woord is door de jaren heen, mede dankzij de continue negatieve framing van politici als Ouwehand en nu ook Klaver en De Groot (notabene in een vorig leven directeur van de Nederlandse Zuivel Organisatie), een eigen leven gaan leiden.
De gemiddelde consument associeert bio-industrie nu met walgelijke praktijken vol dierenleed, uitgevoerd door nietsontziende veehouders. Veehouders, die inmiddels zelfs door wetenschappers, cabaretiers, acteurs, actrices, presentatoren en journalisten, onbeschaamd als kampbeulen of dierenhitlers worden getypeerd.
Kistkalveren
Van Ouwehand weten we het en zijn we het al gewend. Haar woorden hebben al de nodige eelt op de ziel gebracht van veehouders. Van ‘rekenwonder’ Jesse Klaver kunnen we niets anders verwachten. Nog maar enkele jaren geleden was hij landbouwwoordvoerder voor GroenLinks in de Tweede Kamer en sprak hij over ‘kistkalveren in Nederland’. Een systeem dat toen al vele jaren verboden was. Wist-ie niet. Deze meneer scharen we maar gewoon onder de categorie ‘onwetende grachtengordelleuteraars' die zijn kinderen in zijn eikeltjes-pyjama op zijn ‘papadag’, misschien nog wel vertelt, dat melk in de fabriek wordt gemaakt.
"Hij noemt het ‘bio-industrie’, omdat hij is wellicht geïnfecteerd met het deugvirus"
Maar Tjeerd de Groot. Jarenlang zijn geld kunnen verdienen dankzij de veehouderij en de boeren van Nederland. Dat juist híj 95 procent van de gangbare boeren in Nederland kleineert, door te zeggen dat er voor hen geen plek meer is. Dát snijdt boeren wel door de ziel.
95 Procent? Ja, we hebben het over maar liefst 95 procent van de boeren, van wie De Groot vindt dat ze beter kunnen verdwijnen. Hij noemt het ‘bio-industrie’, omdat hij wellicht is geïnfecteerd met het deugvirus dat rondwaart in met name de Randstad. Maar wat hij bio-industrie noemt is niets anders dan een gangbare manier van voedsel produceren. Efficiënte, milieuvriendelijke voedselproductie, met zo min mogelijk landgebruik. Voedselproductie die plaatsvindt onder strenge Europese, nóg strengere Nederlandse regelgeving en in sommige gevallen nóg strengere provinciale wetgeving (Brabant).
Jarenlang gedwongen door partijen als D66, GroenLinks en Partij voor de Dieren, om dieren nóg meer ruimte en speeltjes te geven, nog minder antibiotica te gebruiken, nog meer milieumaatregelen te nemen. En als de boeren dat hebben gedaan (overigens zonder dat de consument daar één cent extra voor betaalt), veranderen ze de spelregels tijdens de wedstrijd. Investeringen die zijn gedaan, zijn niets meer waard, want het moet wéér anders. Nog meer lenen, lenen, lenen, betalen, betalen, betalen.
Met als gevolg dat de meeste boeren twee keuzes overhouden: opschalen naar meer dieren, of stoppen. Omdat ze niet meer kunnen, of wíllen voldoen aan al die extra regels en kosten. En hun kinderen het advies geven om vooral geen boer meer te worden.
En dan sla je als boer (na al maanden van alle kanten in de media te hebben moeten lezen dat je het als boer nog steeds niet goed doet) op maandag 9 september de krant open en dan lees je dat jij, je gezin en je bedrijf ongewenst zijn. Dat je weg moet. Dan voel je als boer een soort van boerenschaamte opkomen: 'Ik mag er niet zijn'.
"Boeren hoeven dan ook geen boerenschaamte te voelen. Zij moeten juist trots blijven"
Een volledig onterechte schaamte. Want de meerderheid van Nederland waardeert onze boeren en tuinders wel. Zij laten zich, jammer genoeg, echter niet zo vaak horen. Wie wél steeds minder waardering en vertrouwen krijgen van de bevolking, zijn juist politici. En door boeren zo weg te zetten wordt die waardering er niet beter op.
Boeren hoeven dan ook geen boerenschaamte te voelen. Zij moeten juist trots blijven. Omdat zij tot die 0,3 procent van de bevolking horen, die direct of indirect, het eten maken voor die andere 99,7 procent. Veilig eten, betaalbaar eten, duurzaam eten en altijd beschikbaar eten.
Die 99,7 procent hoeft niet tot 's nachts het land op, om te oogsten, hoeft niet de varkens te voeren, de kippen te controleren of de koeien te melken. Die kunnen allemaal iets anders doen. Omdat de boer ervoor zorgt dat er drie keer per dag eten op tafel staat. Oók bij Tjeerd de Groot thuis. Zodat hij de politiek in kan en kan doen wat hij het liefste doet. De boer zorgt er graag voor dat hij drie keer per dag kan eten. Wat een vrijheid heb je dan.
Maar als je die vrijheid vervolgens aangrijpt om 95 procent van de boeren op maandag 9 september voorgoed ongewenst te verklaren, dan komt er bij mij wél een gevoel van schaamte op.
Tjeerdschaamte.