Drogestof-opbrengstverlies bij Kurzrasen valt mee
Over de jaren 2016 en 2017 werd op KTC Zegveld namelijk slechts respectievelijk 13 en 24 procent minder drogestofopbrengst gehaald dan bij stripgrazen.
Een verklaring daarvoor is volgens de onderzoekers een aangepaste groei van het gras. Bij stripgrazen komt hergroei van de grasplant vooral tot stand uit opgeslagen suikerreserves in de wortel en de stengel. Er is na het grazen immers weinig blad meer over.
Bij Kurzrasen is er op elk moment een redelijk constante hoeveelheid groen blad over, waardoor de plant minder afhankelijk is van de wortel- en stengelreserves. Er is altijd ruim drie keer zoveel bladschijf als schijnstengel aanwezig. Dat groene blad kan via fotosynthese direct bijdragen aan hergroei.
Blad en stengelverhouding
Tijdens de beweidingsproeven op Zegveld zijn bij Kurzrazen en stripgrazen, voor en na beweiding, telkens 50 spruiten Engels raaigras afgeknipt en vervolgens uit elkaar gerafeld. Van elke spruit werd het aantal bladeren geteld en de totale lengte van de bladschijven en de schijnstengel gemeten.
Bij kurzrasen was de totale lengte van alle bladschijven gemiddeld ongeveer 9 centimeter. De lengte van de schijnstengel was 3 centimeter, waardoor de blad-stengel verhouding ruim 3 was.
Bij stripgrazen nam de lengte van de stengel verhoudingsgewijs minder af (van 7 à 8 naar 6 centimeter) dan de lengte van het totale blad (van 30 centimeter naar 6 centimeter). Daardoor daalde de blad-stengelverhouding bij stripgrazen van 5 naar 1.
Tekst: Geert van den Biggelaar
Geboren en getogen op een melkveebedrijf in Noord-Brabant. Studeerde veehouderij aan de HAS in ’s-Hertogenbosch vervolgens dierwetenschappen aan de Wageningen Universiteit. Sinds 2016 parttime melkveehouder en parttime redacteur bij Agrio. Verantwoordelijk voor melkvee-gerelateerde onderwerpen in vakblad Melkvee, website Melkvee.nl en de regiobladen.
Beeld: Susan Rexwinkel, Wageningen Universiteit
Bron: Wageningen Universiteit