Extra stikstof uit mineralisatie maakt sparen voor extra snede makkelijker
Als u een extra snede verwacht, verdeel dan de bemesting over de sneden door per gift een kleinere hoeveelheid mest te geven. Door per gift 5-7 kg N te besparen creëert u ruimte om ook de extra snede nog een stikstofgift te kunnen geven. Zo zorgt u ervoor dat ook de laatste snede nog kan groeien, voldoende eiwit bevat en smakelijk is.
Stikstof nawerking
Het besparen op N hoeft geen probleem te zijn. Vanaf nu mag namelijk een extra nawerking vanuit de organische mestgift worden verwacht, zeker als de bodemtemperatuur verder gaat oplopen. Deskundigen becijferen deze nalevering op zo'n 3-5 kg N/ha/maand onder gunstige omstandigheden (temperatuur en vocht). Bij elkaar opgeteld wordt de korting op de gift hiermee zo ongeveer volledig gecompenseerd.
Bij veranderende groeiomstandigheden is het zaak om steeds goed te plannen en om uw beschikbare N-gebruiksruimte zo goed en effectief mogelijk in te vullen. Zo zal het bovenstaande verhaal op bedrijven die veel water te verstouwen hebben gehad op dit moment iets anders liggen, omdat besparen door de extra uitspoeling niet mogelijk is.
Ook stikstof uit organische stof
Behalve de nawerking uit de organische mest, is de bodem zelf door mineralisatie van organische stof ook een belangrijke leverancier van extra stikstof. Dit stikstofleverend vermogen verschilt per grondsoort en is afhankelijk van de hoeveelheid, voor mineralisatie beschikbare, organische stof en de verhouding tussen koolstof en stikstof (de C/N-ratio). Meer stikstof uit mineralisatie verkrijgen (lees: een hoger vermogen) betekent langdurig extra organische stof aanvoeren, bijvoorbeeld via compost of een groenbemestingsgewas na de mais. De totale hoeveelheid stikstof die jaarlijks beschikbaar komt uit mineralisatie is dusdanig dat er terdege rekening mee gehouden kan en moet worden binnen het totale bemestingsplan. Een zandgrond levert gemiddeld bijna 100 kg N/ha/jaar, een zeekleigrond ruim 110 kg en een veengrond zelfs ruim 225 kg. Door rekening te houden met de verschillen in mineralisatie tussen de verschillende percelen, een recente bodemanalyse levert veel informatie, is de totale stikstofgebruiksruimte op het bedrijf verder te optimaliseren en daarmee de opbrengst en kwaliteit.
Hoeveel er uiteindelijk mineraliseert is sterk wisselend en daarmee moeilijk te voorspellen. Diverse factoren hebben invloed op het mineralisatieproces en kun je voor een deel zelf beïnvloeden:
- Het organische stofgehalte: Aanwezigheid van ‘verse’ organisch stof (organische mest, gewasresten, groenbemesters, etc.) is nodig voor mineralisatie.
- Het bodemleven: Een bodem met een rijk bodemleven en de mineralisatie van ‘oude’ organische stof van goede kwaliteit zorgen voor extra mineralisatie.
- De pH: Een bodem met een voldoende hoge zuurgraad (pH>6) geeft een hogere mineralisatie.
- Het klimaat: Een hoge temperatuur en voldoende vocht zorgen voor een actief bodemleven, waardoor de mineralisatie toeneemt.
- De bodemstructuur: Voldoende zuurstof en een goede afwatering zorgen eveneens voor een actief en rijk bodemleven, waardoor de mineralisatie toeneemt.
Met kennis over je percelen en het adagio ‘meten is weten’ kun je als goed graslandmanager met de mineralisatie meer sturen in de bemesting zodat voorkomen wordt dat er onnodig veel stikstof wordt toegediend aan gras. Een stikstofovermaat verhoogt de kans op ophoping in de bodem en uitspoeling. Dit gaat ten koste van het rendement. De bemesting perceel specifiek verdelen over meerdere giften zorgt ervoor dat er nauwkeurig gestuurd kan worden op basis van de behoefte van het gewas en de mineralisatie op dat moment. Ook hiermee leg je een basis voor een Topkuil.
Tekst: OCI Agro, NutriNorm.nl