PBL: Efficiënter en zorgvuldiger produceren
ʻKijkend naar de keten van boer tot bord, treedt voor de meeste producten het grootste deel van de effecten op de leefomgeving op tijdens het primaire productieproces.ʼ Dat staat te lezen in het rapport ʻDuurzame Kostʼ dat het PBL schreef om het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te voorzien van advies over een duurzaam voedselsysteem.
De landbouw is verantwoordelijk voor 38 procent van het Nederlandse grondgebruik (landvoetafdruk) en 13 procent van de hoeveelheid broeikasgassen (broeikasgasemissievoetafdruk). Verder zou het de grootste schade aanrichten van alle sectoren aan biodiversiteit, het klimaat, de bodemkwaliteit, de lucht, het water en het landschap. Op wereldwijde schaal is de voedselproductie verantwoordelijk voor een daling van de biodiversiteit met 60 procent, voor 50 procent van alle stikstofemissies, 25 procent van de totale broeikasgasemissies en 35 procent van het totale landgebruik, volgens het PBL-rapport.
Laagste prijs
Het rapport stelt echter dat de boeren niet altijd in staat zijn om hun invloed op de leefomgeving te verkleinen. Eén van de redenen die daarvoor wordt aangehaald is dat boeren ʻvaak beperkte (financiële) ruimte hebben om voor een andere productiewijze te kiezenʼ. Dit zou komen door de insteek van de consumenten om te kiezen voor de laagste prijzen, wat doortikt tot de producerende laag, en het feit dat meerkosten van duurzamere productiewijzen moeilijk zijn terug te verdienen. Of dat bepaalde duurzaamheidsafwegingen een mindere opbrengst betekenen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan akkerranden, keuzes in het kader van dierenwelzijn en het niet gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen.
Definitie waarde
Dit rapport van het PBL zou moeten bijdragen aan het formuleren van heldere doelen en een duidelijke visie in de samenleving. Muilwijk stelt dat dit essentieel is voor alle partijen in het voedselsysteem (boeren, consument, supermarkten etc.) om naar eenzelfde doel te werken.
„Je ziet dat mensen verschillende definities van duurzaam hebben. Dat zorgt ook voor een heel levendig debat in de samenleving. Voor de een is dit korte ketens van boer tot bord en voor de ander is het verhogen van dierenwelzijn.” Het rapport vult aan met eerlijke handel, een leefbaar platteland en voedselveiligheid.
Duurzamer eten
Het grootste verschil wat consumenten kunnen maken, volgens het PBL, is het aanpassen van het eetpatroon. Minder vlees en minder zuivel consumeren zou het beste zijn wat de consumenten zouden kunnen doen. Volgens het rapport heeft iedereen in Nederland een landvoetafdruk van 1.800 vierkante meter per persoon per jaar en een broeikasgasemissievoetafdruk van 1.500 kilo CO2-eenheden.
Het overstappen naar een vegetarisch dieet met vis zou zorgen voor een landvoetafdruk van de op en nabij 1.100 vierkante meter per persoon per jaar en een broeikasgasemissievoetafdruk van ongeveer 1.000 kilo CO2-eenheden.
Muilwijk twijfelt in hoeverre consumenten bereid zijn om hun patroon aan te passen. „Je hebt niet alleen met routine te maken, maar ook met voedselomgeving – zoals supermarkten, restaurants, stations – maar ook met de culturele betekenis van voedsel en de voedselvaardigheden van consumenten.” Met culturele betekenis wordt gedoeld op de waarde die de consument bijvoorbeeld hecht aan een ‘echte gehaktbal bij een Hollandse pot”. Voedselvaardigheden wil zeggen in hoeverre consumenten verschillende gerechten kunnen bereiden met niet-dierlijke producten en in welke mate dit hun koopgedrag beïnvloedt.
Verspilling
Hoewel het tegengaan van verspilling van voedsel door consumenten één van de vier hoofdpunten is volgens het rapport om bij te dragen aan een duurzaam voedselsysteem, is er de afgelopen tien jaar geen meetbaar verschil geconstateerd in het verspillingsgedrag van consumenten. Henk Westhoek, één van de auteurs van het rapport, zegt dan ook dat het streven van Minister Schouten om tegen 2030 het verspillen van voedsel door de Nederlandse consument te hebben gehalveerd, „niet haalbaar lijkt.”
Een van de doelstellingen die wel gehaald lijkt te worden, is het streven om voor 2020 alle intensieve veehouderijen te laten voldoen aan bovenwettelijke dierenwelzijnseisen.
Dierenwelzijn
Dierenwelzijn is opgenomen in één van de vier pijlers van het PBL, namelijk zorgvuldiger produceren. Echter, het PBL erkent dat meer aandacht voor dierenwelzijn contraproductief werkt met het oog op efficiëntie, één van de andere pijlers. „Als dieren minder snel groeien, eten zij tijdens hun leven meer voer waarvoor meer land nodig is om dat te verbouwen wat leidt tot ontbossing. En als per dier meer ruimte nodig is in de stallen, betekent dat een veehouder ook minder dieren kan houden.” Desondanks zien de auteurs het verhogen van het dierenwelzijn als onlosmakelijk verbonden met het realiseren van een duurzamer voedselsysteem vanwege het maatschappelijke debat.
Gewasbeschermingsmiddelen
Een gelijksoortige argumentatie is op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen van toepassing. Het gebruiken van beschermingsmiddelen verhoogt de efficiëntie van de Nederlandse boeren, maar past niet in de visie van ‘zorgvuldig produceren’. Het PBL heeft het hier over afruilen. „Meer gewasbeschermingsmiddelen gaat ten koste van natuur en biodiversiteit waar minder gewasbeschermingsmiddelen ten koste gaat van je oogst. Dit is een dilemma waarbij je moet afruilen en compromissen moet sluiten.ʻʼ
Export
Westhoek: „Dit rapport is gericht aan de mensen aan de overkant van de straat (waar het ministerie van LNV is gevestigd, red.). Wat zij met deze adviezen doen, is aan hun.” Al zouden de punten van het PBL één op één worden overgenomen door het ministerie in de vorm van wetgeving of andere maatregelen, is het nog maar de vraag hoe groot de impact van deze maatregelen. „Driekwart van de Nederlandse landbouwproducten worden geëxporteerd, dus dat betekent wel dat de Nederlandse consument relatief beperkte invloed heeft op het verminderen van het effect van het voedselsysteem op de leefomgeving.”
De invloed die wel uitgeoefend kan worden, kan de politiek Den haag bereiken via het veranderen van spelregels. Daarbij heeft Westhoek het over de prijsvorming van de producten en de beschikbaarheid van de informatie over de producten en de gevolgen van het produceren van die producten.