Nefyto en Nevedi: geen reactie op niet-gepubliceerd rapport
De Bennekomse onderzoeker Jelmer Buijs heeft vastgesteld dat er gemiddeld 1 milligram aan restanten van gewasbeschermingsmiddelen in een kilo krachtvoer zit. Koeien eten gemiddeld een paar kilo krachtvoer per dag. Wanneer die mest op het land wordt uitgereden (of uitgescheten door weidende koeien) hebben die gecombineerde residuën van insecticiden, onkruidbestrijdingsmiddelen, schimmeldodende middelen en reinigingsmiddelen, een negatief effect op de insectenpopulatie en daarmee ook op het voedselaanbod van weidevogelkuikens, stelt Buijs.
Het onderzoek vond plaats op 24 Gelderse veehouderijbedrijven en is mede gefinancierd door de provincie Gelderland. Hoewel het 160 pagina's tellende onderzoeksrapport nog niet is gepubliceerd, pakten diverse landelijke dagbladen vorige week al uit met het nieuws dat 'landbouwgif' via krachtvoer en mest schadelijk is voor de populatie weidevogels.
Strengste ter wereld
Secretaris Jo Ottenheim van Nefyto stelt dat de federatie van gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten officieel niet inhoudelijk kan reageren op een nog niet gepubliceerd rapport. De Nefyto wil wel kwijt dat de Europese en Nederlandse veiligheidsbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen behoort tot de strengste ter wereld. Hier geldt het 'nee, tenzij'-principe: een middel mag niet worden gebruikt, tenzij de overheid heeft vastgesteld dat het niet schadelijk is voor de gezondheid van mens en dier. Bovendien mogen er geen onaanvaardbare effecten zijn voor het milieu.
Ottenheim: „Als zou blijken dat een gewasbeschermingsmiddel, ondanks de toelating, niet veilig kan worden gebruikt, wordt de toelating van een gewasbeschermingsmiddel gewijzigd of ingetrokken.” Mocht wetenschappelijk onderzoek leiden tot nieuwe inzichten, dan kunnen de toelatingsregels worden aangepast. „Een toelating is niet in beton gegoten”, aldus de secretaris.
Hij wil wel reageren op de stelling van onderzoeker Jelmer Buijs dat de huidige generatie gewasbeschermingsmiddelen wel duizend keer sterker is dan de middelen van vroeger. „De huidige middelen zijn veel minder breedwerkend, en juist meer soort-specifiek. Een bespuiting tegen bladluizen doodt alleen bladluizen, en geen andere insecten”, legt hij uit.
134 bestrijdingsmiddelen
Buijs trof in zijn 88 monsters (van voer, mest en bodem) 134 verschillende bestrijdingsmiddelen aan. Daarbij waren vooral de insecticiden sterk vertegenwoordigd. Zowel in gangbaar als in biologisch krachtvoer werden restanten van middelen aangetroffen, al was het bij bio-krachtvoer wel minder dan bij regulier mengvoer. Opmerkelijk detail volgens Buijs: in biologisch krachtvoer zat duizend keer minder glyfosaat (de werkzame stof van onkruiddoder Roundup) dan in gangbaar krachtvoer.
De onderzoekers hebben vervolgens het aantal kevers in mestflatten geteld, en signaleerden dat de hoeveelheid zowel bij gangbare als bij biologische bedrijven een stuk lager lag dan op het ene jongvee-opfokbedrijf dat geen krachtvoer voerde.
De residu-gehalten in de mest liggen volgens Buijs een factor 20 lager dan in het mengvoer. Dat komt doordat een koe ook water drinkt en ruwvoer eet, waardoor verdunning optreedt. Toch zit er volgens de onderzoeker nog steeds voldoende werkzame stof in de mest, ook al is het omgerekend maar 3 gram per hectare. Buijs stelt dat de huidige generatie middelen dermate sterk is, dat het alsnog voldoende is om de insectenpopulatie te reduceren. Daardoor loopt het voedselaanbod voor kuikentjes van de grutto en kievit – die het moeten hebben van insecten – dermate ver terug, dat ze het loodje leggen, aldus de onderzoeker.
Ottenheim reageert: „In het onderzoek worden kennelijk alle middelen bij elkaar opgeteld. Maar als er sprake is van 10 of 15 verschillende middelen, mag je de werking niet bij elkaar optellen.”
Nevedi: serieuze zaak
Henk Flipsen van de vereniging van diervoederfabrikanten stelt in een reactie op de berichten in de media dat de Nevedi dit een serieuze zaak vindt. „Voedermiddelen worden rechtstreeks in verband gebracht met het bodemleven en de weidevogelstand in Gelderland. Deze informatie wordt in berichten meteen van toepassing verklaard op Nederland.”
Ook de Nevedi vindt het opmerkelijk dat er al volop in de media wordt gecommuniceerd over kennelijke bevindingen in het onderzoeksrapport, terwijl dat pas op 12 april wordt gepubliceerd. Niemand heeft dus nog kennis van de onderzoeksmethode of de inhoud, stelt de organisatie. Zeker in dit geval, waarbij de overheid (Provincie Gelderland) het onderzoek heeft medegefinancierd, zou je dat niet verwachten, stelt Flipsen.
Kamervragen
Intussen hebben D66 en GroenLinks al kamervragen gesteld aan minister Schouten. Ook zij laat weten het rapport met belangstelling tegemoet te zien. Verder stelt de minister dat er binnen de diervoederindustrie een monitoringsprogramma bestaat voor de risicobeoordeling van grondstoffen, wat nauwgezet wordt nageleefd. 'Uit het monitoringsprogramma blijkt dat slechts zeer sporadisch een overschrijding van wettelijke normen van contaminanten in diervoeders of grondstoffen voorkomt. Voor zover aan de orde, dan grijpt de sector snel in door ongeschikte voedermiddelen uit de sector te weren', zo schrijft de minister.
De Nevedi wacht het onderzoeksrapport af. Flipsen: „Dan pas kunnen we beoordelen of de getrokken conclusies juist en gerechtvaardigd zijn. Over de resultaten gaan we graag met onderzoekers en beleidsmakers in gesprek.”