'Residuen insecticiden in mest oorzaak daling weidevogelstand'
Buijs komt oorspronkelijk uit Noord-Holland en werkte daar op melkveebedrijven. Het viel hem op dat het beheer van de laagveenweilanden sinds de jaren 50 eigenlijk nauwelijks was veranderd. ,,Doorgaans wordt bij de achteruitgang van de weidevogelstand altijd gewezen naar het maaibeheer en dat er alleen maar monocultuur raaigras zou worden geteeld, maar dat speelde daar helemaal niet.”
Een tweede algemeen geaccepteerde zondebok is de vos. ,,Maar naar mijn gevoel klopte dat ook niet, omdat de aantallen meerkoeten, waterhoentjes, wilde eenden en slobeenden wél sterk afnamen, maar het aantal krakeenden juist sterk toenam.” Het zou apart zijn als de vos alleen de krakeendenkuikens met rust zou laten, redeneert Buijs. ,,Maar krakeenden blijken hun jongen niet te voeren met insecten, zoals de andere soorten, maar met waterplanten.” Ook grutto- en kievitjongen groeien op met insecten: ,,Die pakken twee- tot tienduizend insecten en spinnetjes per dag”, volgens Buijs. Volwassen grutto's leven op regenwormen.
Mestmonsters
Hij nam daarom mestmonsters op twee melkveebedrijven in Noord-Holland. ,,Bij de eerste de beste boer zat er al 5 microgram deltamethrin in een kilo verse mest, en bij de tweede 130 microgram cypermethrin”, aldus Buijs. Beide middelen zijn insecticiden.
Die bevindingen vormden de aanleiding voor een onderzoek op 24 bedrijven in Gelderland; allemaal melkveebedrijven, op een jongvee-opfokbedrijf en een paardenbedrijf na. Van de 24 bedrijven waren er 9 biologisch. Bij alle 24 bedrijven nam Buijs 1 krachtvoermonster, 1 mestmonster en 1 grondmonster. Bij een enkel bedrijf (bijvoorbeeld met varkens en koeien) werden twee mestmonsters genomen.
De monsters werden geanalyseerd door Eurofins in Graauw. ,,In vrijwel alle krachtvoermonsters vonden we cypermethrin, in hoeveelheden variërend van 1 tot 100 microgram per kilogram krachtvoer.” Ook chloorpyrifos en pirimifos-methyl en pirimifos-ethyl werd veel gevonden. In totaal werden 134 verschillende bestrijdingsmiddelen aangetroffen, waaronder 53 soorten insecticiden. Daarnaast werden fungiciden, herbiciden en biociden (ontsmettings- dan wel reinigingsmiddelen) aangetroffen.
,,In elke kilogram krachtvoer zit gemiddeld 1000 microgram – een milligram – aan bestrijdingsmiddelen”, stelt de onderzoeker. Het zijn restanten van gewasbeschermingsmiddelen waarmee bijvoorbeeld de granen volvelds zijn bespoten, of middelen om transport- en opslagruimtes schimmel- en insektenvrij te houden.
Madendood
De koe die het krachtvoer vreet, schijt die residuën ook weer uit. In de mest op een gangbaar bedrijf zit gemiddeld 146,3 microgram aan middelenresten. Daaronder zijn ook restanten van madendood dat wordt toegepast in en om mestkelders. In biologische mest is de hoeveelheid middelenresten iets lager, maar nog steeds 130,6 microgram per kilogram verse mest. Dat lijkt niet veel, maar volgens Buijs ligt de wettelijke norm voor fipronil al op maximaal 10 microgram per kilo verse mest.
,,De cruciale vraag is wat die middelen doen in het ecosysteem”, aldus Buijs. ,,Er zijn geen wettelijke normen voor het gehalte aan bestrijdingsmiddelen dat in mest mag zitten, of in de bodem. De EFSA (Europese voedselwaakhond, GM) heeft wel normen voor wat er nog aan restanten op tarwe of gerst mag zitten, dus op de enkelvoudige krachtvoergrondstoffen. Maar er is geen norm voor wat er aan een combinátie van middelen in krachtvoer mag zitten.”
Kracht
Hoewel het gaat om microgrammen, moet je de kracht van de hedendaagse middelen niet onderschatten, volgens Buijs. Telers mogen tegenwoordig veel minder middelen gebruiken, en ook de toegelaten hoeveelheid werkzame stof is sterk aan banden gelegd. Maar de huidige middelen zijn duizenden malen sterker dan de oude gewasbeschermingsmiddelen, stelt hij.
,,Als je het omrekent, dan betekent 150 microgram residu een totale hoeveelheid van 3 gram per hectare”, geeft Buijs aan. ,,Dat lijkt niet veel. Totdat je bedenkt dat bij een volveldsbespuiting cylahothrin lamda maar slechts 5 gram werkzame stof per hectare wordt gebruikt.” Een hoeveelheid van 16 gram deltamethrin is al voldoende om het hele IJsselmeer boven de toegestane norm te krijgen, weet Buijs.
Mestkevers
Wat de restanten insecticiden precies voor uitwerking hebben op de insectenstand, is niet bekend. Daarom hebben Buijs en consorten de hoeveelheid kevers in verse mest als toetsing genomen. Daaruit bleek duidelijk dat die middelen een negatief effect hadden op het aantal mestkevers, waarbij het bij gangbare bedrijven sterker naar voren kwam dan bij biologische bedrijven. ,,Heel opvallend: het jongvee-opfokbedrijf, waar geen krachtvoer werd verstrekt, had juist een fantastische mestfauna.”
Volgens de Bennekomse onderzoeker is de rol van restanten aan insecticiden in mest nooit eerder onderzocht als oorzaak voor de achteruitgang van de weidevogelstand. ,,Dat is nooit eerder belicht. En boeren zijn hier het slachtoffer van. Veehouders die 20 ton mengvoer bestellen, weten ook niet dat ze daarmee tegelijkertijd een onbekende hoeveelheid chloorpyrifos binnenhalen.” Noch de melkveehouderij, noch het ecosysteem is bij die vervuilingen gebaat, stelt hij.
Het 160 pagina's tellende onderzoeksrapport wordt op 12 april gepresenteerd. Het onderzoek is mede gefinancierd door de provincie Gelderland en WECF Nederland, een internationale koepel van 150 vrouwen- en milieuorganisaties.