‘Voer is eerste stap in reductie ammoniakemissie’
Volgens Verhoeff kunnen veel Nederlandse melkveehouders nog grote vooruitgang boeken bij stap één; de voerfase. „Want 5 tot 10 procent ammoniakreductie moet mogelijk zijn door alleen aanpassingen in het rantsoen te doen”, zegt hij. „In het ruwvoer zit vaak te veel eiwit. Dat komt bijvoorbeeld doordat veehouders bemesten voor een snede van 4.000 kilogram drogestof en vervolgens slechts 3.000 kilogram drogestof oogsten. We moeten veel meer leren sturen met bemesting. Dat gebeurt nu nog onvoldoende. Mocht je alsnog zo’n eiwitrijke kuil hebben, dan moet je daar op bijsturen met een eiwitarme krachtvoerbron.”
Gram daling is 1 procent minder uitstoot
De adviseur heeft in een pilot met verschillende melkveehouders in het veenweidegebied gezien dat het Ruw Eiwitgehalte per kiloVEM (RE/kVEM) niet echt daalt, terwijl dat wel de bedoeling is. „In de jaren 2015 tot en met 2018 zat er in het rantsoen van de deelnemers aan de pilot respectievelijk 174, 171, 175 en 176 gram RE/kVEM in het totale rantsoen. Daar is winst te behalen. Een daling van 1 gram RE/kVEM resulteert al in 1 procent minder ammoniakuitstoot. Dat helpt daarbij ook nog om onder het stikstofplafond te blijven.”
Dat het bij de bedrijven in de pilot niet lukte om het RE/kVEM te verlagen, heeft volgens Verhoeff ook te maken met extreme weersomstandigheden. Verhoeff: „In het totale rantsoen ging het RE/kVEM niet omlaag, maar het werd me wel duidelijk dat de deelnemers kritisch naar hun krachtvoer hadden gekeken. In het krachtvoer ging het RE/kVEM gehalte tussen 2017 en 2018 omlaag van 165 naar 145.
Verdunnen als laatste stap
Stap twee in ammoniakreductie is de ontlastingsfase. „Wanneer je ervoor kunt zorgen dat de mest niet bij de urine komt, bespaart dat ook een heleboel ammoniakuitstoot. Dat kan door de vloer aan te passen of door de koeien veel te laten weiden”, zegt de adviseur. „Als je toch drijfmest hebt, is verdunnen tijdens het uitrijden uiteraard nog steeds een goede, ammoniak reducerende maatregel.”