'Niet fosfaat maar stikstof grootste uitdaging op melkveebedrijven'

De specialist melkveehouderij van het accountantskantoor onderbouwde dit met de verwachte productie van de fosfaat en stikstof over 2018. Daaruit blijkt dat de melkveehouderij dit jaar met een verwachte 78,7 miljoen kilo, de fosfaatproductie onder het gestelde fosfaatplafond blijft. De verwachte stikstofproductie ligt echter met 279,4 miljoen kilo bijna op het gestelde plafond van 281,8 kilo. “Daarmee ligt de verhouding stikstof en fosfaat op 3,55. Willen we de fosfaatproductie binnen het stikstofplafond optimaal benutten, dan moeten we naar een verhouding van 3,32. Dit betekent dat de totale stikstofproductie omlaag moet door de benutting te verhogen.”
65% eigen eiwit voor 20 procent flinke opgave
Deze boodschap valt samen met de 65 eigen eiwit-norm die de sector als doelstelling voor 2025 heeft gepresenteerd. Het thema van de bijeenkomst was dan ook 'Eigen €iwit Loont'. “Ook hier ligt de belangrijkste uitdaging bij het beter benutten van het eigen geteelde eiwit.” Volgens Gielen heeft zo'n 20 procent van de veehouders nog een flinke opgave voor de boeg om dit te bereiken. “Dat betekent of het eiwitverbruik verlagen, of de opbrengst verhogen. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld het verlagen van het ruw eiwit in het rantsoen, het verkleinen van de veestapel, het telen van andere gewassen of meer gras telen ten koste van maïs.”
Economische consequenties
De accountant wees daarbij wel op de mogelijk economische consequenties. “Het omzetten van maïs naar gras betekent al snel een saldoverschil van 770 euro, in het nadeel van gras. En mais is zeer waardevol in het benutten van graseiwit.” Gielen adviseerde de veehouders daarom goed te kijken waar ze in hun huidige bedrijfsvoering nog slagen kunnen maken. “Als je slimme keuzes maakt kan het bedrijfseconomisch ook positief uitpakken.”